Minister van Financiën Stanley Raghoebarsing heeft laten weten dat de omvang van de “government take” (GT) geen onderwerp van publieke discussie zou moeten zijn en dat de samenleving hierover niet onnodig ongerust moet worden gemaakt. Hij gaf deze reactie in het ABC Nieuws op dinsdag 3 september 2024.
De GT, zo legt de minister uit, bestaat voornamelijk uit belastingen en heffingen die al langer wettelijk zijn vastgelegd, waaronder een variabele toeslag op de brandstofprijs. Volgens Raghoebarsing is dit systeem zorgvuldig ontwikkeld om inflatie te voorkomen en de brandstofprijzen te stabiliseren, wat volgens hem zelfs heeft geleid tot een daling van de prijzen.
Op de vraag van een journalist hoe groot de GT precies is, gaf Raghoebarsing aan dat dit een misplaatste vraag was, omdat een exacte uitleg hierover volgens hem alleen maar onrust zou veroorzaken. De berekening van de GT wordt gedaan door deskundige medewerkers van het ministerie, die bij hun werk rekening houden met zowel economische als sociale aspecten, zo stelt hij. Als voorbeeld noemt de minister de recent ingevoerde koopkrachtversterking voor kwetsbare huishoudens, waarin SRD 450 was opgenomen als compensatie voor eventuele stijgingen in brandstof- en transportkosten.
Raghoebarsing benadrukte dat de GT noodzakelijk is voor de staatsfinanciën en onder andere bijdraagt aan salarissen, sociale uitkeringen, onderwijs en gezondheidszorg. De heffing wordt specifiek toegepast op degenen die het zich kunnen veroorloven, zoals automobilisten. Hij wijst erop dat Suriname niet alleen olie verbruikt, maar ook produceert, en dat de dalende internationale olieprijs een lagere opbrengst voor de staat betekent, wat gecompenseerd moet worden.
De minister gaf aan dat berekeningen van brandstofprijzen niet geschikt zijn voor openbare discussie op straat of sociale media. Volgens Raghoebarsing moeten deze beslissingen worden genomen door verantwoordelijke personen die inzicht hebben in de werking van de markt en de sociale effecten. Hij voegde eraan toe dat de gemeenschap niet moet worden opgehitst met kwesties die volgens hem onterecht als probleem worden gepresenteerd.