Volgens een recent rapport van onderzoeksbureau Wood Mackenzie kunnen Guyana en Suriname samen jaarlijks 12 miljoen ton vloeibaar aardgas (LNG) produceren en leveren tegen een concurrerende prijs. De vraag naar LNG wordt naar verwachting groter aan het eind van dit decennium, wanneer de industrie steeds meer overstapt van steenkool naar aardgas, wat de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk kan verminderen.
De overstap naar aardgas kan de uitstoot tot wel 50% verminderen, wat van belang is in de wereldwijde energietransitie.
Guyana en Suriname profileren zich als nieuwe knooppunten voor olie- en gasexploratie. Grote internationale energiebedrijven, waaronder Exxon Mobil en TotalEnergies, hebben al miljarden geïnvesteerd in projecten in deze regio. Uit het rapport blijkt dat Suriname’s offshore Block 52 en het Haimara-cluster voor de kust van Guyana samen zo’n 13 biljoen kubieke voet (tcf) ongerepte gasvoorraden bevatten. De geschatte productiekosten van dit aardgas bedragen 6 dollar per miljoen Britse thermische eenheid (MMBtu), wat volgens Wood Mackenzie-analisten gunstig is in vergelijking met andere mondiale aanbieders.
Naar verwachting blijft er tegen 2035 wereldwijd een aanzienlijke vraag naar LNG, met een tekort van 105 miljoen ton per jaar dat nog opgevuld moet worden.
Hoewel de Verenigde Staten en Qatar momenteel leidende posities innemen in de LNG-markt, ondervinden ze obstakels in het vergroten van hun aanbod.
In de VS komt dit deels door het besluit van president Biden om tijdelijk geen nieuwe exportprojecten voor LNG goed te keuren. Dit kan mogelijk ruimte creëren voor nieuwe spelers zoals Guyana en Suriname. Toch blijven er onzekerheden rond deze ontwikkelingen. Wood Mackenzie wijst erop dat er nog vragen bestaan over de commerciële structuur en de fiscale voorwaarden voor de projecten. Deze factoren zullen bepalen hoe succesvol de LNG-ambities van de twee landen kunnen zijn.