Suriname, dat binnenkort een van de grotere energieproducenten van Zuid-Amerika kan worden, ziet voorlopig af van leningen die gedekt worden door toekomstige olie-opbrengsten. Minister van Financiën en Planning, Stanley Raghoebarsing, verklaarde dat Suriname geen “olie vooruit wil verkopen” en zo toekomstige generaties wil beschermen tegen financiële lasten. Dit besluit werd aangekondigd te midden van interesse van makelaars tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank.
De aankondiging volgt kort nadat TotalEnergies SE en APA Corp. een groot offshore olieproject van 10,5 miljard dollar bekendmaakten, met de verwachting om in 2028 te starten met de olieproductie. De potentiële opbrengsten worden geschat op 26 miljard dollar, wat mede leidde tot een dubbele kredietupgrade voor Suriname door Moody’s. De minister benadrukte echter dat Suriname de oliegerelateerde middelen zorgvuldig wil beheren en niet overweegt om oliegebonden schuldeninstrumenten te verkopen.
Ook wees Raghoebarsing het voorstel van investeerders om schuld eerder af te kopen via ‘debt-for-nature swaps’ af, omdat deze methodes niet voldoende voordelen bieden. Verder sloot Suriname onlangs een overeenkomst met de Wereldbank die 22 miljoen dollar aan financiering vrijmaakt om de levensomstandigheden in Paramaribo te verbeteren.
Met het oog op de verkiezingen in mei 2025 neemt Suriname tegen die tijd ook een beslissing over een nieuw IMF-programma, nadat de huidige overeenkomst in maart afloopt. Raghoebarsing benadrukte het belang van een evenwichtige wetgeving voor het staatsinvesteringsfonds, zodat zowel de huidige als toekomstige generaties kunnen profiteren van de nieuwe olie-opbrengsten.