De geestelijke “pastor” C.L. werd aangeklaagd voor een vermeend zedendelict gepleegd tegen een lid van zijn religieuze congregatie. De kantonrechter hield een hoorzitting op 9 oktober 2024, waar getuigen verklaarden wat ze gezien hadden. Het getuigenverhoor werd echter onvolledig bevonden en de zaak is uitgesteld tot 11 december 2024, wanneer het verhoor zal worden voortgezet. De details van de getuigenverklaringen zullen naar verwachting op de volgende zitting worden besproken.
Om C.L. te verdedigen tegen zijn aanklacht kan naar verluidt zijn raadsman verschillende juridische- en strategische benaderingen gebruiken. Ten eerste kunnen ze de geloofwaardigheid van het bewijsmateriaal in twijfel trekken, door te wijzen op inconsistenties in de verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen.
Hij zou ook het gebrek aan fysiek bewijs kunnen benadrukken om twijfel te zaaien over de juistheid van de beschuldigingen. Als er bovendien redenen zijn te vermoeden, dat het slachtoffer de beschuldigingen heeft verzonnen, zoals persoonlijke of financiële motieven, kan de verdediger dit naar voren brengen.
Als hij de feiten erkent, kan de advocaat een alibi of alternatieve verklaringen aandragen, om de gebeurtenissen zoals beschreven door het slachtoffer, te betwisten. Hij kan aanvoeren dat de interacties, als die al zouden hebben plaatsgevonden, vrijwillig waren en geen crimineel karakter droegen. Een andere mogelijke aanpak is om de wettelijke kwalificatie van de vermeende misdaden te betwisten, door de feiten anders te interpreteren en beweren dat ze niet voldoen aan de wettelijke definitie van verkrachting, aanranding of ontucht.
De raadsman van de beklaagde kan zich ook richten op procedurele fouten en de rechten van de verdachte, met het argument dat deze niet eerlijk is behandeld tijdens het onderzoeksproces, of dat de voorlopige hechtenis moet worden opgeschort, omdat er geen vluchtgevaar is of het bewijs niet gemanipuleerd is. Ze kunnen ook een beroep doen op karaktergetuigen en deskundigen die kunnen getuigen van de goede reputatie van de beklaagde en psychologische analyses, met als argument, dat de beklaagde niet de neiging vertoont dergelijke misdaden te plegen.
Verder kan de advocaat verwijzen naar gerechtelijke precedenten en jurisprudentie om zijn aangevoerde argumenten te ondersteunen en aan te tonen dat soortgelijke beschuldigingen in het verleden zijn afgewezen, op basis van bewijsnormen of juridische interpretaties ten gunste van de beklaagde. Door deze strategieën te combineren, wil de strafpleiter de rechter ervan overtuigen, dat er gerede twijfel bestaat over de schuld van zijn cliënt.