In Suriname is toegang tot onderwijs voor kinderen, niet afhankelijk van hun verblijfsstatus. Volgens de wet hebben alle kinderen tussen de 5 en 16 jaar recht op onderwijs, ongeacht hun verblijfsstatus. Dit betekent dat kinderen van bijvoorbeeld Braziliaanse, Cubaanse en of Haïtiaanse afkomst in Suriname naar school kunnen gaan, ook als hun ouders nog geen verblijfsvergunning hebben.
Naar verluidt heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Henri Ori bevestigd, dat onderwijs een fundamenteel recht is voor alle kinderen die in Suriname verblijven. Hij benadrukte dat scholen kinderen moeten inschrijven, ongeacht hun verblijfsstatus. Dit beleid is bedoeld om ervoor te zorgen, dat elk kind de kans krijgt onderwijs te volgen, wat essentieel is voor hun persoonlijke ontwikkeling en integratie in de samenleving.
De enige uitzondering op deze regel betreft kinderen die illegaal in Suriname verblijven en ouder zijn dan 18 jaar, voor wie het recht op onderwijs beperkt is. Maar voor minderjarige kinderen blijft onderwijs altijd toegankelijk, zelfs als hun verblijfsvergunning, nog in behandeling is.
Ook bevestigde Ori de grote toename van aanmeldingen op scholen van kinderen van Braziliaanse, Cubaanse en Haïtiaanse afkomst.
Ook een uittreksel van het Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB), dat nodig is bij de inschrijving op een school en hoewel dat alleen kan als de kinderen ingeschreven zouden zijn volgens minister Mac Andrew van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken (AWJ) geen beletsel tot toelating vormt daarvoor. Dit zou volgens Mac Andrew geen logistieke uitdaging hoeven te zijn voor de scholen.
Kortom, de grote toename van aanmeldingen op scholen van kinderen van Braziliaanse, Cubaanse en Haïtiaanse afkomst, vraagt ook om bredere beleidsmatige oplossingen voor de complexe problemen waar deze groepen mee te maken hebben rondom hun verblijfsvergunningen en integratie.