In een recente uitspraak op 2 augustus 2024, heeft het Constitutioneel Hof (CHof) van Suriname geoordeeld, dat de verhoging van de waarborgsom met 1000 procent in strijd is met de Grondwet en internationale verdragen. Dit oordeel volgt uit een toetsing door het CHof van de verhoging, die voortvloeit uit artikel 31 lid 6 van de Kiesregeling.
Wetenschappelijke toetsing
Volgens Gloria Stirling, president van het CHof, heeft de toetsing plaatsgevonden aan de hand van drie wetenschappelijke criteria: de wettelijke grondslag, het legitieme doel, en de proportionaliteit en noodzakelijkheid van de maatregel. Deze criteria zijn ontleend aan de jurisprudentie en literatuur. Het Hof concludeerde dat de verhoging van de waarborgsom willekeurig is, omdat de wetgeving niet gebaseerd is op meetbare en controleerbare criteria.
Disproportionaliteit en discriminatie
Bij het toetsen van de verhoging heeft het CHof zich gebaseerd op inflatiecijfers van het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) over de periode van oktober 2019 tot 2023. Deze cijfers toonden een inflatie van 242 procent. In vergelijking met deze inflatie achtte het Hof de verhoging van de waarborgsom met 1000 procent disproportioneel en discriminerend, vooral omdat het een belemmering vormt voor deelname aan de verkiezingen, met name voor minder vermogende partijen.
Schending van fundamentele rechten
Het CHof benadrukte dat de eerbiediging van fundamentele rechten en vrijheden, waaronder het kiesrecht, essentieel is voor een democratische staat. In dit geval stelde het Hof vast dat deze rechten geschonden zijn. Bovendien moet de staat, volgens het Inter-Amerikaans Hof, de effectieve deelname van oppositionele groepen garanderen, wat hier niet het geval was.
Gevolgen van de beslissing
Het directe rechtsgevolg van deze uitspraak is dat artikel 31 lid 6 van de Kiesregeling onverbindend wordt verklaard. Dit betekent dat het artikel geen rechtskracht meer heeft en niet meer mag worden toegepast. De wetgever heeft nu de taak om dit artikel in te trekken, aan te passen, of te verbeteren.
De uitspraak is volgens Stirling wetenschappelijk onderbouwd met verwijzingen naar relevante literatuur en jurisprudentie. Het besluit van het CHof benadrukt de noodzaak van evenwichtige en rechtvaardige wetgeving, vooral waar het gaat om het waarborgen van fundamentele democratische rechten.