ZERO SUM GAME

De regelingen die Suriname heeft weten te treffen voor de offshore ontwikkeling, zijn om een aantal redenen gunstig voor Suriname en redelijk gunstig voor Staatsolie. De oorsprong daarvan is dat regeren te maken heeft met vooruitzien, en ondrofeni na skoro fu libi. Offshore begon serieuze vormen aan te nemen voor Suriname en Guyana op een moment, dat de regering Venetiaan erop aangekeken werd, niet voldoende binnen te hebben gesleept op het gebied van mijnbouw. Of het nou ging om de grotere goud-maatschappijen, de exit van Billiton of voorwaarden voor Suralco om verder te herinvesteren, het gevoel erbij was altijd, dat het klimaat iets te investeerdersvriendelijk was. Tegelijkertijd keek men niet naar de Guyana-grenskwestie met warme gevoelens. Mede door toedoen van realistische mijnbouwdeals en een behoudende regeerstijl, hadden de regering en Staatsolie zich financieel in een onderhandelingspositie gewerkt, om offshore beter geïnformeerd en minder uitgehongerd te benaderen dan eerdere avonturen.

De keerzijde van de medaille is dat de afspraken over offshore, die door opeenvolgende regeringen nader gestalte gekregen hebben, door de oliemaatschappijen zelf ervaren worden als operaties met een behoorlijk prijskaartje. Of het nou gaat om de verdien-mogelijkheden, met een parastataal bedrijf met hun neus er bovenop, de dubbele petten van mede-exploitant, mede-energieopwekker, mededienstverlener, marktmaker en houder van bepaalde bevoegdheden, Staatsolie maakt het, met gedisciplineerde rappor-tage en een bestaand netwerk aan internationale relaties, niet makkelijk om spelletjes met het bedrijf of met het Surinaams belang te spelen.

En dat is exact waar de keerzijde van de munt in beeld komt. Een ‘goede deal’ voor Suriname, staat gelijk aan een hoog prijskaartje voor de internationale investeerders.

Een vergelijking die de analist Ford Tanner van S&P Global Commodity Insights, ter sprake bracht in een recent interview – hoewel hij het niet met zoveel woorden zei – dat TotalEnergies invloed heeft op de Surinaamse regering. Voor de staat Suriname en voor Staatsolie, die beide plannen hebben de internationale kapitaalmarkt tegemoet te treden, komt de opinie hard aan. Ieder voordeel voor TotalEnergies dat uit die invloed zou voortvloeien, maakt de cijfers waar investeerders zich internationaal op baseren, onzeker en moeilijker voorspelbaar.

De CEO van Staatsolie heeft een tegenovergesteld standpunt de media in gelanceerd, maar zijn bedrijf is rechtstreeks belanghebbend bij hetgeen hij aangeeft. S&P Global als analysefirma heeft een onafhankelijke blik op wat de consensus op de markt is, betreffende de offshore exploitatie voor de Surinaamse kust. Zijn charmeoffensief van de laatste paar maanden, in de aanloop naar een formeel marketingtraject voor een financieel instrument om Surinaamse deelname aan offshore mee te financieren, heeft wat extra speeltijd en verhoogde druk erbij gekregen. Met een gladgestreken gezicht wordt gezegd dat de overeenkomsten helder zijn en alles financieel en fiscaal al min of meer vaststaat.

Dat is nog maar zeer de vraag. De staatskas, die onder Venetiaan III en onder Bouterse I, de regeringen in staat stelde de rug redelijk recht te houden, is niet meer wat die eens geweest is. Staatsolie zal bij het financieren van deelname, vooral volle deelname, het moeten klaarspelen een bedrag van bijna twee keer zo groot als de vorige projectfinanciering, in Suriname ooit, bij elkaar te sprokkelen. En welke zekerheden en inkomsten eventuele investeerders en speculanten tegemoet mogen zien als onderliggende waarde van financiering, is direct afhankelijk van wat voor garanties op het nakomen van de bestaande afspraken, bestaan.

Wat geldt voor fiscale afspraken, geldt net zo goed voor local content. Alle bijkomende lasten en verplichtingen die er zijn voor TotalEnergies, Apache en overige bedrijven, om veeleisende regels op het gebied van inkoop en arbeid na te leven, maken een offshore business met Suriname, onaantrekkelijk en minder marktconform, wereldwijd. Van de leiding van het land en van de leiding van de bedrijven en autoriteiten die betrokken zullen zijn, is van belang dat er uitgangspunten geformuleerd worden, die realistisch zijn en dat beleid gevormd wordt dat een goede balans brengt tussen investeerders en kapitaal aantrekken en Surinaamse hulpbronnen in het voordeel van Surinamers te laten werken.

Anders dan de president het af en toe doet voorkomen, zijn die twee factoren niet altijd in balans met elkaar, is er geen zwart-wit antwoord op de vraag van wat goed of wat fout is in een bepaald geval en zijn wij nog steeds niet in de fase, dat de oliemaatschappijen geen eisen kunnen stellen of geen invloed kunnen aanwenden, als zij met meer discipline dan de staat en Staatsolie uitgestippeld hebben, hoe zij exploitatie voor zich zien. Het weten waarheen, weten tegen welke prijs en weten op welke manier en het met vastberaden nastreven ervan, is waarin de staat Suriname en Staatsolie zich staande zullen moeten zien te houden, terwijl internationaal de aandacht en belangen verhoogt.

Echter, de structuur van deals van deze omgang is dat de multinationals net zo bekend zijn met ‘gewijzigde beleidsinzichten’ als dat regeringen dat zijn. Een finaal investeringsbesluit voorafgaand aan de verkiezingen is hard nodig, als de zittende regering een kans wil maken op herverkiezing. Tegelijkertijd betekent elke bijkomende voorwaarde, een open doel voor een kritische oppositie, om de lange periode van uitstel af te straffen.

More
articles