VES: ‘Zin en onzin betreffende onze monetaire reserve’

De laatste tijd wordt er veel gesproken over onze monetaire reserve (of deviezenreserve). Vanuit de regering en politieke hoek komen veelal euforische berichten met veelal verkeerde feiten en conclusies. Zo wordt bijvoorbeeld door prominenten uit de regeringscoalitie beweerd, dat bij hun aantreden de monetaire reserve negatief was en inmiddels is aangegroeid tot USD 1.3 miljard. De Vereniging van Economisten in Suriname (VES) vindt dit een volstrekt onware bewering, daar de bruto monetaire reserves per medio 2020 USD 527.5 miljoen bedroegen. Door het kasreserveschandaal was toen de netto monetaire reserve inderdaad negatief, maar bij een vergelijking moet correct vergeleken worden, namelijk netto versus netto of bruto versus bruto. Een vergelijking van Netto toen en Bruto nu is misleidend, zeker gezien het erg grote verschil daartussen! Vanuit het Internationaal Monetair Fonds (IMF) komt er openlijke kritiek dat de groei van de monetaire reserve achterblijft bij de doelstellingen van het Extended Fund Facility programma, waarbij toekomstige buitenlandse schuldaflossingen in het gedrang kunnen komen en het vertrouwen in de Surinaamse munt kan worden ondermijnd.

De waarheid

De monetaire reserve van een land is een belangrijke economische grootheid. De omvang geeft vertrouwen in de externe waarde (wisselkoers) van de lokale munt (de SRD) en het vermogen tot import van goederen en diensten en aflossing van buitenlandse schulden, dus kredietwaardigheid. De monetaire reserve is opgebouwd uit goud, trekkingsrechten (SDR) van het IMF en vreemde valuta van ingezetenen, en is te volgen via de Weekstaat van de Centrale Bank van Suriname (CBvS, de Bank). De vreemde valutategoeden van de Surinaamse burgers in de monetaire reserve zijn de verplichte vreemde valuta kasreserves die banken overwegend bij de CBvS aanhouden. Nu is dit kasreservepercentage 50 procent van alle vreemde valutategoeden die burgers bij primaire banken aanhouden.

De vreemde valuta (VV) kasreserve onder beheer van de Bank, is onderdeel van de monetaire reserve, hetgeen voor verwarring kan zorgen. Het is beter deze uit de monetaire reserveberekening te laten, want het is geld van de Surinaamse bedrijven en burgers en niet beschikbaar voor de import van goederen en diensten. Door deze ‘onduidelijkheid’, kon een toenmalige governor in de periode van de regering Bouterse-Adhin, meer dan USD 100 miljoen wegmaken uit de VV-kasreserve van de hardwerkende burgers. In de volksmond wordt gezegd dat het geld beschikbaar was gesteld aan de regering voor de import van aardappelen en uien, terwijl de CBvS onbevoegd was om beschikkingsmacht over deze gelden uit te oefenen voor de import van goederen. De gelden moesten monetair bezien, in principe bevroren worden.

Is de monetaire reserve wel gegroeid? De monetaire reserve is de laatste jaren aangegroeid van USD 527,5 miljoen (bruto) in 2020 tot USD 1,410 miljard per 30 juni 2024. De aangroei heeft niet plaatsgevonden door een structureel overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans, maar door de leningen van het IMF en andere multilaterale financiële instellingen (Wereldbank en IDB) en door de toename van de VV-kasreserve van de banken, zijnde tegoeden van burgers. Deze kasreserves zijn gegroeid als reactie op de enorme inflatie van de afgelopen jaren. Om zich hiertegen te beschermen, zijn burgers genoodzaakt geweest om hun SRD spaargelden om te zetten in vreemde valuta. Dus vanuit een negatieve aanleiding heeft deze groei plaatsgevonden.

Op dit moment bestaat een significant deel van de bruto monetaire reserve uit de VV- kasreserve van de banken, dus van de burgers van Suriname. Rekening houdende hiermee is de netto monetaire reserve substantieel lager dan de bruto monetaire reserve van ruim USD 1.4 miljard. Als Suriname dit jaar al zijn rente- en aflossingsverplichtingen wil nakomen, zal circa USD 400 miljoen daarvoor nodig zijn. Dit betekent dat de netto monetaire reserve flink lager zal uitvallen indien correct wordt afgelost, met alle risico’s van dien. Inmiddels zijn alle VV-kasreserves van de banken uit voorzorg geringfenced en deels weer onder beheer gesteld van de banken. De ontoereikende netto monetaire reserve heeft geleid tot onvrede bij en openlijke kritiek van het IMF over het trage tempo van de opbouw van de monetaire reserve.

Het is dringend vereist de monetaire reserve op te bouwen voor het vertrouwen in de externe waarde van de SRD. En dit door middel van overschotten op de betalingsbalans en niet via nog meer leningen en aangroei van de VV-kasreserves door het hedge-gedrag van de burgers tegen inflatie. Belangrijk is ook dat de CBvS meer transparantie verstrekt betreffende onze monetaire reserves en zowel de bruto als netto kasreserves publiceert.

Bron: VES-Inzicht, juli 2024

More
articles