Suriname is een land in ontwikkeling en om haar spoedig te kunnen bereiken, moeten we gewoon de handen aan de ploeg slaan en veel harder gaan werken, dan wat we tot nog toe hebben laten zien. Maar werkgevers worden steeds vaker met een niet nieuw fenomeen geconfronteerd bij vooral jeugdige landgenoten en dat betreft de werkschuwheid. Suriname heeft nog te maken met een niet kleine werkloosheid, maar er zijn genoeg branches, waar er nog emplooi in voldoende mate aanwezig is. Maar toch klaagt men bij het bedrijfsleven steen en been over het ontbrekend enthousiasme bij vooral jongeren, om te gaan werken. Men weigert zelfs bij schromelijke onervarenheid binnen een bepaald vakgebied, een baan te accepteren, omdat men het loon kwalificeert als ‘cowboy moni’. Het betreft een heikel vraagstuk, omdat er branches zijn, waar slecht geschoolden toch zouden moeten kunnen werken, maar dat in heel veel gevallen weigeren.
Suriname heeft momenteel te maken met een leger aan werkschuwen, dat bepaalde werkzaamheden weigert uit te voeren. Vaak genoeg staat daar toch nog een redelijk loon tegenover, maar toch weigert men het werk. Het ministerie van Arbeid onderkent dit verschijnsel, en doet toch zijn uiterste best de werkgelegenheid te bevorderen. Maar juist omdat er toch nog werk is dat men niet wenst te aanvaarden, komen de buitenlandse krachten in beeld, die wel bereid zijn te werken. Cubanen, Dominicanen, Brazilianen, Venezolanen en Haïtianen, zijn in de afgelopen decennia naar Suriname gekomen om hier in verschillende sectoren, een beter bestaan te zoeken. Deze mensen nemen in aantal behoorlijk toe en vullen de baantjes in, die wij hier als minderwaardig en of te zwaar vinden voor een bepaald ‘laag’ loon. Maar deze mensen worden vaak genoeg als tweederangsburgers gezien en dienovereenkomstig behandeld. Velen werken daarom maar enige tijd hier en trekken verder naar het buitenland, vooral naar Brazilië, Guyana en als het even mogelijk is, via via naar de Verenigde Staten van Amerika. Minstens één assembleelid heeft erop gewezen, dat wij juist de buitenlandse werkwillige krachten moeten verwelkom, omdat zij een heel goede bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van ons land. Meerdere keren heeft deze krant erop gewezen, dat we veel te moeilijk doen met verblijfs- en werkvergunningen voor niet werkschuwe externe krachten. Er worden hoge dollarbedragen gevraagd aan vreemdelingen op jaarbasis en dat wel vijf jaar lang, alvorens er een solide verblijfsvergunning wordt verstrekt en de aanvrager over een ID-kaart kan beschikken en verder zijn leven hier op een legale wijze op orde kan krijgen. Een totaal foute benadering van een land dat deze krachten, zoals al geruime tijd is gebleken, hard nodig heeft, omdat er hier een groot leger aan luiwammesen rondloopt. De huidige immigratieregels moeten heel duidelijk op de schop, er moeten veel soepelere regels komen voor mensen die hier willen komen werken en Suriname zien als hun nieuwe verblijfplaats. Je kan niet elk jaar minstens 600 US-dollar of veel meer van een migrant eisen, om hier te kunnen blijven werken en wonen. Als we hier niet snel verandering in brengen, zal de vooruitgang niet goed en snel op gang komen. Met het huidige Surinaamse arbeidsbestand – dat in veel opzichten werkschuw is en blijft – komen we namelijk geen stap verder. Heeft de regering er ooit bij stilgestaan, hoe zwaar de corruptie is bij het sneller verlenen van een verblijfsvergunning als de tyuku wordt verleend? Wij weten er alles van en ook hoe bepaalde mensen er veel beter van worden.