De Suriname Poverty and Equity Assessment (armoede- en gelijkheidsbeoordeling) in Suriname werd gezamenlijk uitgevoerd door de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) en de Wereldbank Groep, met technische ondersteuning van de Anton de Kom Universiteit (AdeKUS). Hiervan zijn de resultaten op 18 juli 2024 gepresenteerd in de aula van de Interfaculty for Graduate Studies and Research (IGSR), gevolgd door een paneldiscussie. Het event werd bijgewoond door de ministers Stanley Raghoebarsing van Financiën en Planning, Steven Mac Andrew van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken, en Ines Pané van Sociale Zaken en Volkshuisvesting.
Het rapport biedt een diepgaande analyse van armoede, de oorzaken ervan en de uitdagingen en kansen op de arbeidsmarkt in Suriname. Met gegevens verzameld uit een enquête onder meer dan 70.000 Surinaamse burgers in 2022, blijkt dat armoede sterk samenhangt met het opleidingsniveau en gezondheidsrisico’s. Vooral in het binnenland is armoede significant, terwijl het aantal armen in absolute aantallen rond de hoofdstad, waar de meerderheid van de bevolking woont, hoog is.
Minister Raghoebarsing benadrukt het belang van de onderzoeksresultaten voor het vormen van effectief beleid. “De data zullen de komende jaren richting geven aan ons beleid, zowel om bestaand beleid te verbeteren als om toekomstige uitdagingen, zoals ontwikkelingen in de olie- en gassector, aan te pakken om negatieve prijsverhogende effecten te vermijden.” Het is volgens de bewindsman essentieel dat de inspanningen voor macro-economische stabiliteit direct ten goede komen aan de bevolking op een zichtbare manier. “Anders dreigen onze stabilisatie-inspanningen te falen.”
Een opvallende conclusie uit het onderzoek is het aantal hooggeschoolde vrouwen dat een minderheid vormt op de arbeidsmarkt, ondanks hun hogere opleidingsniveau ten opzichte van mannen. Dit vraagt om specifieke beleidsvoorstellen om participatie van vrouwen te bevorderen.
Het rapport geeft ook aan dat Suriname veel geld uitgeeft aan sociaal beleid, met als advies om dit beleid te versterken door middel van immateriële diensten. Dit betekent dat er niet per se meer geld of hogere uitkeringen moeten worden gegeven, maar dat er bijvoorbeeld moet worden gewerkt aan een betere scholing en het terugdringen van vroegtijdige schoolverlaters. De uitdaging ligt niet in de hoeveelheid geld die in het sociale beleid wordt geïnvesteerd, maar in de effectieve en efficiënte verdeling ervan.