Krishna Mathoera, minister van Defensie, is gisteren in De Nationale Assemblée tijdens de behandeling van de wijziging van de Wet ter voorkoming en bestrijding van Money Laundering en Terrorisme Financiering (WMTF) en de Wet Internationale Sancties in gegaan op deze materie. In haar rol als interim minister van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking (BIBIS), deelde Mathoera haar zienswijze namens de regering op de wet Internationale Sancties. Mathoera benadrukte het belang van de wijziging van de wet, die oorspronkelijk uit 2014 stamt en in 2016 werd gewijzigd.
De huidige aanpassing onderstreept de noodzaak voor Suriname om te voldoen aan internationale verdragen, waaraan het land zich heeft gecommitteerd. “We moeten een balans vinden tussen onze eigen onafhankelijkheid, internationale samenwerking en rechtsbescherming,” aldus Mathoera. Ze legde uit, dat de wet bijdraagt aan het handhaven van internationale vrede, veiligheid en rechtsorde, gezien de veranderende aard van georganiseerde misdaad die landsgrenzen overschrijdt. Volgens Mathoera zijn de Verenigde Naties (VN) bevoegd sancties op te leggen aan landen, organisaties, bedrijven of personen, maar dat de daadwerkelijke toepassing hiervan nationale wetgeving vereist. Deze wet voorziet in de benodigde juridische kaders. Verder ging Mathoera in op de rol van het ministerie van Justitie en Politie (Juspol). Hoewel de minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk is voor de internationale correspondentie, communiceert het Openbaar Ministerie (OM) verder met justitiële autoriteiten. De minister van Justitie en Politie is samen met BIBIS en het ministerie van Financiën en Planning belast met de uitvoering van de wet, zoals vastgelegd in artikel 10. Daarnaast wordt voorgesteld de raad uit te breiden naar zeven leden, waarbij het ministerie van Defensie wordt opgenomen in plaats van Juspol. Dit voorstel hangt samen met de non-proliferatieverdragen betreffende nucleaire, chemische en biologische wapens, waarbij sancties vaak betrekking hebben op deze verdragen. “Het is cruciaal om het ministerie van Defensie te betrekken bij deze raad,” aldus Mathoera. Tot slot wees Mathoera op artikel 6 leden A, B en C van de wet, waarin duidelijk is vastgelegd hoe beroep en bezwaar geregeld zijn.
door Nquaya van Cooten