SLAVERNIJ EN WINGEWEST

Afgelopen maandag was het precies 161 jaar geleden dat de slavernij in Suriname officieel  werd afgeschaft.  Om de gehele bedrijvigheid op de plantages niet meteen en geheel in te laten storten, werd ervoor gezorgd dat de betrokken ‘’werkkrachten’’ nog enige tijd aanwezig zouden zijn. In Suriname verkregen 649 gouvernementsslaven en 32972 particuliere slaven de vrijheid. Slavenhouders kregen een niet onaanzienlijke vergoeding van de overheid voor  elke slaaf die in vrijheid kwam.  Een vreselijke onmenselijke toestand die veel te lang had geduurd, werd beëindigd.

Het Surinaamse wingewest met zijn plantage-economie  kreeg wel in een keer een groter probleem, omdat men tot het besef kwam dat de Afrikaanse Surinamers niet langer op de plantage zouden willen blijven werken.  We weten allemaal wat er daarna is gebeurd om de zaak nog draaiende te houden. Werkkrachten uit Brits-Indië en Nederlands-Indië werden daarna ingevoerd als contractarbeiders. Suriname bleef een wingewest en moest uit zijn natuurlijke hulpbronnen aan het rijke Nederland blijven voorzien.  Bewust werden grote investeringen in de vorm van productiebedrijven in de kolonie en later als rijksdeel, die meer zelfstandigheid zouden bevorderen, niet doorgevoerd.  We hebben allemaal gezien wat er allemaal is geïnvesteerd in het begin van de twintigste eeuw en daarna.  Suriname kon hout, goud, rijst, aluminium, aluinaarde en bauxiet blijven leveren. De Amerikanen investeerden wel in een stuwdam en een geïntegreerde aluminiumfabriek te Paranam, maar daar bleef het ook bij. Grote fabrieken om hier voldoende werkgelegenheid voor Surinamers te creëren, kwamen er niet. En dat is na de staatkundige onafhankelijkheid niet veranderd. Staatsolie is voortgevloeid uit onze eigen inzet en vermogen.  Slavernij is nu 161 jaar geleden afgeschaft en daarmede is de fysieke mishandeling van de mens afgeschaft. Maar Suriname met zijn slavernij en land als wingewest is voor wat betreft het laatste niet veranderd.  Thans wordt ons hout nog steeds op een overwerkte wijze bij bootladingen weggesleept, ons goud wordt weggesmokkeld en extern wordt men er wederom stervensrijk van. Voor ons rijst wenst men vaak genoeg niet de juiste prijs te betalen en zo af en toe wordt er gesproken over het herstarten van de bauxietindustrie, maar dan niet langer over het wederom opzetten van een raffinaderij zoals we die gekend hebben op Paranam, want dat zou zogenaamd niet feasible genoeg zijn.  Dus er wordt nu al handenwrijvend gekeken naar het oppompen  en wegdragen van onze aardolie en gas voor de kust. Na de staatkundige onafhankelijkheid en de militaire dictatuur heeft men ons decennialang met de nek aangekeken, maar nu het zwarte goud er aantoonbaar ligt en het rijke Westen die aardolie wenst te hebben, wordt Suriname ineens flink over zijn bolletje gestreken en is de interesse wederom zeer hoog gespannen. Men wordt ineens zeer lief tegenover dit land, want de aardolie en het aardgas zijn nog steeds zeer essentieel in de zeer vermogende landen. Niemand keek zo een 15 jaar geleden naar Guyana, maar dat land wordt nu op tal van manieren gepaaid om de aardolie die daar nu wegvloeit naar Exxon.  De slavernij en de fysieke mishandeling van de mens is dan misschien voorbij in de meeste landen, maar de economische beknechting  is nooit gestopt en wordt nu nog strakker ter hand genomen. Landen als  Suriname  moeten  dat blijven beseffen en weten dat de grondstoffen die weggedragen worden niet eindeloos voor handen zullen  zijn en dat het daarom eminent is en blijft, het verdiende geld niet te verbrassen maar te herinvesteren in andere verdienmogelijkheden, want de olie en gasvoorraden  lopen op een gegeven moment, echt droog. En dan moeten wij wel voort en zo ook onze kindskinderen.

More
articles