De ‘eenheid in verscheidenheid’, oftewel ‘separate but equal’ gedachte, die de ‘samenwerkende’ coalitie overeind houdt, is niet alleen af te lezen van het etnisch verdeelde menu van de president zijn duur verjaardagsfeestje, begin dit jaar. Het is te zien in zijn wansmakelijke en toondoofdansje bij de massameeting, omgeven door jonge vrouwen uit iedere bevolkingsgroep.
En door een gemaakt enthousiaste dekoloog die de rol vervult van Guno Ravenberg, bij eind jaren ‘90 NDP-massameetings. Het uptempo deuntje met de uit de maat bewegingen, schetsen al een even grote karikatuur als de aankondiging van de voorzitter van de VHP als ‘volksleider’ of ‘man die beweegt onder het volk’. Al voordat hij in functie was, was hij met hordes beveiliging, onbenaderbaar, onaanspreekbaar en afstandelijk. Van de business class reiziger die hem in een vliegtuig ontmoet, tot een marktverkoper die onder de voet gelopen wordt door zijn beveiligers of aan de kant wordt gereden door de overdreven colonne waarmee hij rondrijdt, kan getuigen dat ‘over het volk heen bewegen’ een betere omschrijving is van de inherent arrogantste politicus die in Suriname ooit een stem ontvangen heeft.
De richting van de boodschap is duidelijk: de schuldherschikking (al is die niet af, al telt men verkeerd – door onze IMF-aflossingsplicht niet mee te tellen – en al is men in onderhandeling voor nog bijna een miljard aan nieuwe schulden) is een verworvenheid. Dat had helemaal niemand anders gekund. En het dalen van de schuld, wat niet door verdiencapaciteit of bezuiniging komt, maar door herschikkingen die op medelijden met ons nood-lijden gebaseerd zijn, is op zichzelf zogenaamd een beleidsdoel dat gerealiseerd is. Hij erkent zelf, dat het niet lenen geen kwestie is van niet willen, maar een verplichting, die door IMF van buitenaf opgelegd is. En niet strak nageleefd wordt.
De reactie op de Franse begroeting vanuit de luide en grote groep aanwezige ‘patrong’ Haïtianen op de bijeenkomst, is tekenend voor het gehalte aan windowdressing, dat zowel de regeerstijl als de politiekvoering, van Santokhi’s VHP schetst.
De oplossing voor het ‘veiligheidsprobleem’ zou zijn een nauwere samenwerking tussen leger en politie, met coördinatie vanuit het Kabinet van de President. Dit is natuurlijk een samenvoeging van de politionele taak en de defensietaak, onder burgerautoriteit, die niet alleen de deskundigheid van beide ondermijnt en zowel tegen de beginselen van strafprocesrecht als van staatsordening indruist. Het is een nachtmerrie voor operationele hiërarchie en voor wetshandhaving. Hoe moet een legerofficier de burgerautoriteit van een directeur of onderdirecteur van het kabinet interpreteren, die nimmer de eed van enige van beide organisaties heeft afgelegd, geen ervaring heeft in legerprotocollen of in politioneel onderzoek? In zoverre een president die ongekend weinig in het land aanwezig is, ons wil doen geloven dat zijn persoonlijke betrokkenheid een garantie is, is dat niet geloofwaardig. Maar daarnaast is de president opperbevelhebber van het leger, maar politioneel en strafrechtelijk niet tot opdrachten aan de procureur-generaal bevoegd. Wat Santokhi hiermee voorstelt, is gevaarlijk, ondemocratisch en in herinnering aan de jaren ‘80 in Suriname, de jaren ‘90 in Irak en de huidige situatie in Syrië en Iran.
Santokhi stelt zijn kracht uit het brede mandaat en de ondersteuning van aanwezigen te halen. De opkomst van de massameeting is echter een kunstmatig resultaat van loterijen, voedselpakketten, consumptie en ingezette bussen, zoals daarvoor de NDP dat deed.
Santokhi prijst de stabiliteit van banken, die zodanig achterlopen in jaarcijfers, dat zij in overtreding van wetgeving zijn. Hij verzuimt ook te vermelden, dat veel van wat hij stabiliteit noemt, OMO gedreven is, een instrument waar hij zelf kritiek op levert richting de Centrale Bank van Suriname, maar niets aan doet om stop te zetten of tegen te houden. Hij schetst ook een vals beeld over ‘vertrouwen in SRD’, dat niet gebaseerd is op productie, maar op verkapt interventiebeleid van zijn minister van Financiën.
Santokhi benoemt het probleem van dubbele uitgiften en terugdraaiing als oplossing. Tegelijkertijd doet hij de oproep grondconversie tot prioriteit te maken. Dit is natuurlijk nergens een oplossing voor. Want de dubbele uitgiften zijn lang niet allemaal historisch of het doelwit van ‘afpakken’ en de unit grondconversie heeft geen enkele bevoegdheid, dubbele uitgiftes te beslechten.
De bewering dat de inkomsten uit grondconversie een sociaal vangnet gaan financieren, sluit ook nergens aan op de begroting 2024. Het is een zuiver politiek verhaal, zonder enige basis in beleid.
Het voorstel om ‘ongebruikte’ reserves van banken te ‘gebruiken’ voor rijstboeren en productie, is exact hetgeen waarvoor Adhin aan de hoogste schandpaal genageld is en waarvoor protest nodig was tijdens het kasreserveschandaal. Santokhi kopieert niet alleen het populisme van Bouterse, maar ook de economische hersenspinsels. Geen wonder dat zijn kritiek op de VES volledig in het rijtje past. Als het de politiek goed uitkomt, dienen zelfs economische wetmatigheden te wijken, voor de podiumshow.
De medicijnvoorraad zou volgens Santokhi voor anderhalf jaar gegarandeerd zijn en de apparatuur voorzien. Dit is volgens de vele noodkreten uit de zorg, van artsen, van personeel, ziekenhuizen en vakbonden, niet het geval.
Het meest effectief en het meest routinematig, was Santokhi in zijn terechte oproep, dat de NDP nooit meer het bestuur of vertrouwen van de kiezer waardig is. Hij zet het vertrek van de NPS weg als een daad van ontlopen van verantwoordelijkheden. Het is een logica die machtsbehoud tot het hoogste goed verheft. En eigenlijk het belangrijkste is om te onthouden aan wat de voorzitter van de VHP ons voor te houden heeft.