Uitvoeringscapaciteit goudbeleid kleinschalige mijnbouw

Steven Debipersad, de voorzitter van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES), zegt dat “het onze plicht is duurzame ontwikkeling te bevorderen, gezondheid en welzijn van onze gemeenschap te beschermen en tegelijkertijd economische voordelen daaruit te halen”.

Volgens hem moet het voorgaande op macroniveau bevorderd worden, maar ook ten bate van de mensen werkzaam in de goudsector. Hij noemde ook het organiseren, formaliseren en professionaliseren waarvoor veel aandacht wordt gevraagd in de gebieden waar veel goud voorkomt, zowel in het achterland als bij opkopers in Paramaribo. Ook wijst Debipersad erop dat men met inzet van beleid moet komen tot duurzaamheid van goudsector.

De regering stelt de maximum brandstofprijzen vast op basis van de maandelijkse ‘price-cap’ methode, een maximumprijs die wordt bepaald voor een product of dienst. De term komt voort uit een Britse wet die de tarieven van nutsbedrijven beperkt. In plaats van meer geld te vragen voor producten of diensten, dwingt het bedrijven om efficiënter te werken. Vanwege de sterk toegenomen subsidie op brandstof, waarbij de lage prijs van diesel de goudsector ten goede komt, zal de tijdelijke verhoging van de royalty’s uit de kleinschalige mijnbouw ter zake de Goud en Exploitatie Bouwmaterialen dienen ter compensatie. Het betreft een verhoging met 1% van 4,5% naar 5,5% voor de duur van drie maanden, ingaande 1 januari 2023, maar verliep op 1 april 2023. Debipersad is van mening dat de regering niet in staat is, de vereiste capaciteit die nodig is en de gegevens die nodig zijn om de ontwikkelingen uit te voeren en te controleren. ‘’Tevens is het van belang dat de economie de opbrengsten van het land kan aantonen”, aldus Debipersad. Een aanzet tot formalisering van het goudbeleid in Suriname gebeurde al volgens de geoloog Ho Len Fat 50 jaar geleden. Armand Ho Len Fat is een visionaire geoloog die werkte voor de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst (GMD). Reeds in 1972 had hij voorspeld dat een georganiseerde kleinschalige mijnbouw, voordelen voor de mijnbouwers en de staat zou kunnen opleveren, en de nadelen daarbij kon terugdringen.

Armand Ho Len Fat stelde reeds in 1972 een plan voor dat pleitte voor, een georganiseerde kleinschalige mijnbouw in Suriname ten voordele van zowel de mijnwerkers als de staat. Hij voorzag de oprichting van veertien werkgebieden in het binnenland, met een totale oppervlakte van bijna 600.000 hectare. Het plan omvatte een voorlichtingsprogramma via de radio, bezoeken van geologen of getrainde opzichters aan bevolkingscentra in het binnenland, om zo interesse te wekken voor het mijnwerkersvak, en het onderwijzen van nieuwkomers en ervaren mijnwerkers in terreinkennis, het lezen van geologische kaarten, het opnemen van coördinaten en de mijnadministratie.

Elk werkgebied zou onder toezicht moeten staan van een geoloog of een opgeleide toezichthouder, die ervoor zou zorgen dat de voorschriften worden nageleefd en die de mijnwerkers praktische kennis zou bijbrengen. De toepassing van dit voorstel zou de financiële resultaten van de overheid in de goudsector hebben verbeterd en de milieuschade verminderd.

In het Mijnbouwdecreet van 1986 richtte hoofdstuk VII zich op kleinschalige mijnbouw, waarbij het idee van Ho Len Fat werd opgenomen in artikel 36.3, dat bepaalde dat kleinschalige mijnbouw alleen mocht worden uitgevoerd in aangewezen gebieden. Mijnwerkers konden als natuurlijk persoon een perceel van 200 hectare aanvragen, maar dit was geen permanent recht en kon niet worden geleased of verkocht. Mijnwerkers hadden rapportageverplichtingen en konden na twee jaar een uitbreiding of nieuwe locatie binnen het werkgebied aanvragen. Naleving van de Mijnbouwwet en -voorschriften bepaalde of men in aanmerking kwam voor uitbreiding of een nieuwe werklocatie.

Niet-naleving van internationale keurmerken en richtlijnen, zoals die van de LBMA en de CFATF, kan leiden tot problemen voor de sub-sector kleinschalige goudwinning, die goed is voor een derde van de Surinaamse goudexport, ter waarde van ongeveer 750 miljoen US-dollar. Aantoonbare herkomst van goud, is noodzakelijk, en als dit niet gebeurt, kan Suriname op de zwarte lijst van de LBMA komen te staan, wat ernstige gevolgen kan hebben voor de goudexport uit de kleinschalige mijnbouw. Het instellen van legale werkgebieden kan geleidelijk gebeuren, te beginnen met mijnbouw op basis van metaaldetectoren. Metaaldetectoren van goede kwaliteit filteren ongewenste metalen voorwerpen, en richten zich alleen op gouddoelen, waardoor vals alarm wordt voorkomen. Een artisanale Marron mijnwerker in Suriname inspireerde dit idee, toen hij een metaaldetector gebruikte om goud te vinden, waardoor hij uiteindelijk een mooi huis kon bouwen en een voertuig van hoge kwaliteit kopen. De kleinschalige goudwinning is van cruciaal belang voor inheemse en Marron bewoners in het zuiden van Suriname om voldoende inkomen te genereren tijdens een ernstige economische recessie, verergerd door de Covid-19-pandemie. Het toepassen van de voorgestelde ‘bijna-nul-impact’ goudmijnstrategie zou zorgen voor duurzame inkomsten zonder de negatieve gevolgen voor het milieu die geassocieerd worden met traditionele mijnbouwmethoden.

More
articles