Enkele overdenkingen bij de notie moedertaal

In Suriname noemt men doorgaans de talen van Suriname ‘de Moedertalen’. Is de term wel juist gebruikt? In dit artikel wordt eerst ingegaan op de vraag wat de term moedertaal betekent, om daarna aan de hand van een Surinaams voorbeeld van taalgebruik, de notie moedertaal nader te beschrijven, en aan te tonen dat Surinamers over het algemeen vermoedelijk meertalig moedertalig zijn.

Moedertaal

Elke taal die spontaan is ontstaan en gegroeid is, is een natuurlijke taal. Elke natuurlijke taal komt in aanmerking voor de functie moedertaal. Dit houdt in dat talen zoals Frans, Engels, Grieks, enz. moederalen zijn. Kunsttalen zoals Esperanto en Volapük, zijn geen moedertalen.

De frase ‘de Moedertalen’ is leeg, en hoeft nadere aanduiding. De vraag rijst: Welke moedertalen? Bedoelt men de Moedertalen van Suriname? Aangezien de Surinaamse talen allen natuurlijke talen zijn, zou men kunnen volstaan met de notie de talen van Suriname, en het woordje moedertalen eruit halen. Immers, moedertaal is inherent aan natuurlijke taal.

Stellen dat moedertaal inherent is aan natuurlijke taal, is een simpele voorstelling van zaken. De notie moedertaal is nog gecompliceerder dan dat. Het betreft een verzameling van functies die de taalgebruiker aan de taal toeschrijft. Bovendien wordt de term niet alleen met functies van taal in verband gebracht, maar heeft het ook nog te maken heeft met een zekere binding die een individu heeft met een taal, en daarboven nog met bekwaamheid in die betreffende taal.

Voorbeeld Bert X

Aan de hand van het taalgebruik van Bert X en zijn directe omgeving, probeert dit artikel nader in te gaan op de notie moedertaal, en de Surinaamse situatie te beschrijven. Bert X is 17 jaar, hij heeft een Hindostaanse moeder die geboren en getogen is in Saramacca, en zijn vader is een Javaanse man van Blauwgrond die slecht Surinaams-Javaans praat, want hij heeft het niet geleerd van zijn ouders. Bert is vanaf zijn 7e jaar van Saramacca naar Blauwgrond verhuisd. Thuis praat Bert voornamelijk Surinaams-Nederlands (met beide ouders), Sarnámi (met zijn moeder). Met zijn vriendin die Hindostaans is, praat Bert uitsluitend Nederlands als ze bij elkaar zijn. Met zijn vrienden en op straat praat Bert Sranantongo. En als Bert heel boos is over iets, dan scheldt hij uit in het Sranantongo. Bert X is een typische Surinamer. Hij is meertalig. Ja zelfs 3-talig.

Opmerkingen

De vader van Bert is Javaans, maar er kan niet gesteld worden dat het Javaans zijn moedertaal is. Immers, hij spreekt die taal niet eens goed. Omdat de notie moedertaal te maken heeft met de taalgemeenschap waarin iemand geboren is, wordt in Suriname etnische achtergrond vaak als bepalende factor gezien voor moedertaaltoekenning. Niets is minder waar. Men neemt hiermee dus zonder meer aan dat moedertaal een etnische kwestie is. Dit deed Adhin al in 1980, toen hij schreef dat het Sarnámi de grootste moedertaal in Suriname is. Moedertaal in verband brengen met etniciteit alleen, zorgt er vermoedelijk voor dat het Surinaams-Nederlands meestal niet in het rijtje van ‘de moedertalen’ wordt opgenomen. Inderdaad kan moedertaal samenvallen met etniciteit, zeker als het gaat om een eentalige gemeenschap zoals het Trio dorpje Sandlanding in het district Sipaliwini, waar de gemeenschap in hoge mate eentalig Trio is.

Dat men de etnische groepstaal de functie van moedertaal toebedeelt, valt niet te verwonderen, omdat etnische groepstaal vaak ook thuistaal is. De United Nations heeft volgens Lieberson (1969) moedertaal beschreven als de taal die doorgaans thuis bij het individu gesproken wordt tijdens zijn prille kinderjaren, en die niet noodzakelijkerwijs later door hem/haar gebruikt hoeft te worden. Dit is vermoedelijk het geval bij Bert, die vermoedelijk in zijn prille jeugd heel veel met het Sarnámi in contact gekomen is. Immers, zijn moeder is Hindostaans, en hij woonde op Saramacca. Heeft Bert het Sarnámi als eerste taal verworven? Vermoedelijk wel, maar het Sarnámi is kennelijk niet langer zijn enige moedertaal. Die functie deelt het Sarnámi vermoedelijk met het Nederlands, of er heeft zelfs een verschuiving plaatsgevonden.

Aangezien het individu bepaalt welke taal zijn of haar moedertaal is, welke relatie hij/zij met die taal heeft, hoeft de eerst verworven taal niet noodzakelijkerwijs samen te vallen met moedertaal. Bijvoorbeeld een kind uit een eentalig Nederlandssprekend gezin dat nog voordat hij/zij het Nederlands (thuistaal van de ouders) heeft verworven, de taal van de oppas spreekt, omdat die eentalig Engels is, heeft geen binding met het Engels, en kan zich op geen enkele manier met die taal identificeren. Het Engels kan dus beslist niet beschouwd worden als zijn/haar moedertaal.

Moedertaal verbinden aan etniciteit, en in het verlengde daarvan aan identiteit, duidt aan een emotionele binding met een taal. Emotionele binding met een taal wordt vaak ook gezien als een relatie tussen een spreker van een taal (een individu) en die taal. Hoe beschouwt het individu die betreffende taal, en welke functies bedeelt hij/zij die taal (bewust of onbewust) toe. Vaak gebruikt het individu zijn moedertaal om basale emoties uit te drukken. Mensen drukken zich vaak uit in hun moedertaal als ze kwaad zijn. Immers schelden doet men vaak in zijn moedertaal. Bert X scheldt net als veel andere Surinamers in het Sranantongo. Onderzoek (2012, 2015, 2016, 2017) in Suriname verricht onder de verschillende bevolkingsgroepen, en in verschillende districten, wijst uit dat een van de moedertaalfuncties, namelijk expressiemiddel van kwaadheid, aan het Sranantongo is toebedeeld, want alle resultaten van deze onderzoeken tonen aan dat het Sranantongo dwars door etniciteit en leeftijd heen als scheldtaal gebruikt wordt.

Moedertaal is een samengestelde functie die uit meerdere componenten bestaat Als Bert X eentalig was geweest, dan had hij slechts een en dezelfde taal voor alle functies gebruikt, zij het dan wel op verschillende manieren voor verschillende functies In meertalige gemeenschappen als de Surinaamse, worden voor de verschillende functies vaak verschillende talen gebruikt. Hetzelfde geldt meestal voor de componenten/rollen die samen de functie moedertaal uitmaken. De moedertaalcomponenten/rollen zijn meestal verdeeld over de talen van het meertalige individu. Het meertalige individu heeft met elke taal (die hem meertalig maakt) een relatie, en die relatie helpt samen met de functies die het individu de talen toebedeeld, en in Suriname ook nog etniciteit, mede bepalen welke talen de componenten moedertaal (subfuncties) invullen. Het komt vaak voor dat mensen in een meertalige gemeenschap als de Surinaamse, beweren meerdere moedertalen te hebben. Dit is niet te verwonderen, omdat er weinig eentalige individuen te vinden zijn in Suriname. De meeste mensen groeien op met meer dan één taal, en spreken daadwerkelijk ook meer dan één taal. In meertalig Suriname hoeft de etnische taal niet altijd de (enige) thuistaal te zijn. Onderzoek (2012, 2015, 2017) in Suriname verricht, toont aan dat Surinamers meestal twee thuistalen hebben, en dat ze ook vaak tweetalig opgevoed zijn. De uitkomsten van deze onderzoeken tonen verder aan dat er geënquêteerden zijn die beweren dat het Surinaams-Nederlands hun enige thuistaal is. Dat het Surinaams- Nederlands meer thuis wordt gebruikt, ligt vermoedelijk aan het feit dat het Nederlands in Suriname de instructietaal (schooltaal) is. Hierdoor is er sprake van een zekere sociaaleconomische druk van het Nederlands op de etnische groepstalen. Zolang het Nederlands de enige schooltaal blijft, zal dit het geval blijven.

Tweetalige/meertalige individuen zijn vermoedelijk nooit even goed in beide/ meerdere talen die ze beheersen. In Suriname bijvoorbeeld heeft de bekwaamheid van twee of meerdere talen die de spreker beheerst, te maken met de dominantie van de taal in een bepaald taalgebruiksgebied. In Suriname hebben de talen elk hun eigen gebieden van gebruik. Zo kan een tweetalige Surinamer die meent het Sranantongo, zowel het (Surinaams)-Nederlands zeer goed te beheersen, geen rekensommetje maken in het Sranan, maar ook niet goed moppen tappen in het (Surinaams)-Nederlands. Welke taal spreekt hij dan het best? Zijn dan niet allebei talen zijn moedertaal voor wat bekwaamheid betreft, en hebben dan deze moedertalen niet gescheiden functies. In Suriname zou in verband met bekwaamheid gesteld kunnen worden dat de notie moedertaal een optelling is van de Surinaamse talen die het individu goed meent te beheersen: voor een Sranantongo en Surinaams-Nederlands moedertaalspreker zou het dan kunnen zijn T(aal)1+ T2 (= moedertaal). Voor de Sarnámi & SN moedertaalspreker geldt hetzelfde. Voor de drietalige Surinamers geldt dan T1+T2+T3 (=moedertaal). De talen die dan samen de functie van moedertaal uitmaken, hoeven niet een gelijk aandeel erin te hebben. De een kan een groter aandeel omvatten, dus meer componenten beslaan dan de andere.

Voorzitter Nationale Taalraad Suriname

Mevr. dr. Renata de Bies

More
articles