Het is allang geen geheim meer dat de Surinaamse samenleving doodmoe is van de malaise, waarin ze al zeker langer dan tien jaar zit en de bijna uitzichtloosheid, over op welk moment de kentering zal plaatsvinden en er eind komt aan veel te hoge prijzen, zeer geringe verdiensten en daaraan gekoppelde verpaupering. Velen zijn het zat, maar evenveel mensen zijn ervan op de hoogte, dat Suriname in een heel diep financieel dal is beland, waarbij het niet mogelijk is daar snel weer uit te kruipen. Wat zeker tien jaar lang tot de grond is afgebroken, bouw je niet binnen een paar jaren weer op tot een solide basis, waarop voorspoed kan worden gerealiseerd.
Impopulaire maatregelen doorvoeren doet pijn aan de gehele samenleving, en die ervaring hebben de ouderen onder ons na de zogeheten mislukte revolutie, genoegzaam meegemaakt met het toen toegepaste Structureel Aanpassingsprogramma, SAP, van het Front voor Democratie en Ontwikkeling. Met een soortgelijk programma moeten we nu gelijk een heel zure appel doorslikken, in de vorm van het economisch herstelprogramma, onder auspiciën van het Internationaal Monetair Fonds, IMF. Gezien de economische positie en de vernieling van onze macro-economie tussen 2010-2020, is daar geen ontkomen aan. Ook dient vermeld te worden dat onze junk-ratings bij de bureaus Fitch, Moody’s en Standard & Poor’s, ons geen ruimte meer bieden om via gunstige leningen, onze ernstige financiële tekorten in valuta en SRD, weg te werken. Suriname bevindt zich nog steeds in een ernstige economische crisis, waar we toch uit moeten zien te komen. Zeer pijnlijke fiscale verhogingen en het opheffen van subsidieregelingen, die jarenlang door de overheid werden toegepast, doen pijn in de portemonnee van een ieder en daar hebben velen momenteel ernstige moeite mee, omdat het geld niet voorhanden is. Maar wat doe je ertegen? De werkers in dit land wensen verbetering en verlichting en wensen dat de overheid niet doorgaat met bepaalde fiscale verhogingen, omdat het lijden al meer dan voldoende is. Men rekent op overkoepelende vakorganisaties om de overheid tot andere gedachten te brengen, door te dreigen met acties. Maar de vakbeweging heeft ook een heel goed beeld van wat de financiële speelruimte van de overheid is, om er nog maar net voor te zorgen dat niet de gehele economie in elkaar klapt en de ellende nog vele malen groter wordt.
Dus realiseert de vakbeweging zich ook, dat onbesuisde stakingsacties en verlamming van de economie, momenteel niet veel zal opleveren, omdat de overheid haar financiële positie zeer beroerd is en dat acties de zaak nog verder zullen doen verslechteren. Bovendien is het zo, dat er toch een bepaalde mate van tweespalt binnen de vakbeweging heerst, waar de politiek natuurlijk zijn invloed op doet gelden. We willen niet specifiek aangeven hoe de politieke verhoudingen liggen, maar dat die er zijn, staat als een pal boven water. Oproepen tot grote stakingen houdt ook een groot risico in, omdat het niet duidelijk is, wie gehoor zal geven en wie weer niet. Een grote stakingsactie kan ook uitlopen op een fiasco en een verlammende werking hebben op de vakbeweging en haar verdere effectiviteit. Het is daarom verstandiger in dialoog met de overheid te blijven om te kijken hoe er toch nog meer voor de werkende klasse kan worden bereikt, dan lukraak tot grote stakingsacties over te gaan. Ook de overheid moet de dialoog blijven aanmoedigen en aan een consensusbenadering, de voorkeur geven. Wat de overheid vooral niet moet doen, is de vakbeweging aan het lijntje houden, want als er een gezamenlijk optreden, ongeacht de politieke verschillen en affiliaties ontstaat, dan krijgt dit kabinet toch wél een veel groter probleem.