Deze vraag mag zeker gesteld worden na de laatste ontwikkelingen en de daaromtrent gedane onthullingen. Suriname is volgens verklaringen, vanwege de overheid bereid duizenden hectare grond ter beschikking te stellen aan Mennonieten, die over de Boliviaanse nationaliteit beschikken en die zogenaamd aan grootschalige landbouw willen gaan doen. In welke gebieden deze Mennonieten willen gaan vertoeven, is nog niet helemaal duidelijk, maar er wordt wel gezinspeeld op het Tibiti-gebied. Voor dit soort activiteiten zal een groot deel van ons oerwoud eraan moeten geloven en dus is ontbossing zeker onvermijdelijk. Willen we dat als land wel? Houden we ook rekening met de zogeheten grondenrechten van de inheemsen en overige tribalen? Nu reeds is het duidelijk dat uit inheemse hoek, er aanmerkelijk protest zal komen tegen de vestiging van deze lui, die dan zogenaamd voor drie jaar met 50 gezinnen, het zullen komen proberen in Suriname. En als hun experiment hier mislukt, wat dan? Zitten we dan met een groot stuk weggekapt areaal en de zeker aanwezige erosie? De huidige regering moet zich niet in de luren laten leggen door de promotor van het Mennonieten-avontuur. NGO’s hebben al overduidelijk aangegeven, dat de Mennonieten niet gewenst zijn en nu laten de inheemse leiders ook hun afkeuring horen. Zijn we werkelijk zo gebrand op investeringen? Laten die investeringen dan ook gelijk heel duidelijk zijn en veel kapitaal het land laten binnenstromen. Aan avontuurtjes die drie jaar kunnen duren, hebben we niets. Het is dan ook zaak, dat de overheid deze zaak zeer goed gaat bekijken en niet de zoveelste miskleun begaan. Solide investeringen hebben we nodig die binnen afzienbare tijd genoeg valuta-inkomsten zullen opleveren en dat zal zeker met deze Mennonieten, niet het geval zijn. Die zogeheten pleitbezorger kan ons nog zoveel meer komen vertellen met zijn lekkere babbel. Nu reeds is er zoveel tegenstand en dat moet voor de overheid genoeg reden zijn, geen toestemming te verlenen. We willen zeker geen ongeregeldheden meer hebben in het achterland. Want als je deze mensen toestemming geeft dergelijke projecten op te zetten, moet je als overheid ook voor hun veiligheid kunnen instaan.
En dan hebben we nu ineens een Chinese ondernemer, die plotsklaps een concessie heeft weten te bemachtigen om zogenaamd zand te gaan afgraven in de Corantijnrivier. Wie houdt wie voor de gek? 300 hectaren worden door Natuurlijke Hulpbronnen aan een Chinees uitgegeven en de benaming van de N.V. spreekt reeds boekdelen, en heeft niet veel uit te staan met zandafgravingen. Het vermoeden bestaat dat men onder het mom van rivierzandafgravingen, goud gaat zoeken in de Corantijn en daarmede gelijk zeer zware milieuschade zal aanrichten. En als deze Chinese concessiehouder eenmaal is begonnen, zullen er meer volgen. We weten nou eenmaal hoe dat gaat in corrupt Suriname, waar tyuku thans de boventoon voert en de corruptieluizen en steekpenningnemers tot in de hoogste regionen voorkomen. Dat het assembleelid Parmessar van de NDP kritiek levert op deze concessieverlening, is meer dan terecht. Deze concessie moet onmiddellijk ingetrokken worden, want het gaat echt niet om rivierzandopgravingen. Een overduidelijke voorbode voor nog meer onheil dat ons te wachten staat. De Marowijne- en Lawarivier zijn al aangemerkt als uitstervende waterwegen door de kwikvervuiling veroorzaakt door skalians. De Corantijn moet daar gevrijwaard van blijven. Ook de mensen die langs deze rivier wonen, zowel aan de linker- als de rechteroever, moeten beschermd worden tegen deze vernietigende activiteiten. Suriname heeft te maken met een ernstige goudkoorts, dat weten we al decennialang, maar nooit kan worden toegestaan dat ons gehele milieu wordt stukgemaakt door lui die niet van dit land houden, en anderen moedwillig bereid zijn te vergiftigen en wel in het eigen enge belang.