50 gezinnen hebben toestemming zich te vestigen
Minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking, heeft onlangs in gesprek met de krant gezegd, dat een groep Mennonieten, bestaande uit vijftig gezinnen, zich wil vestigen in Suriname. Volgens de minister gaat het bij de Mennonieten erom, dat zij willen weten of zij hier genoeg grond kunnen bemachtigen om landbouw uit te oefenen. “We zijn een immigrantenland, waarom moeten we niet openstaan voor deze groep? De regering heeft ook contact gehad met landen waar de Mennonieten reeds wonen. In Belize bijvoorbeeld, zijn zij verantwoordelijk voor 60 procent van de export”, aldus minister Ramdin. De groep Mennonieten die interesse heeft zich te vestigen in Suriname, bezit de Boliviaanse nationaliteit.
Grootschalige landbouw
Aangezien het om vijftig gezinnen gaat, willen de Mennonieten aan grootschalige landbouw gaan doen. Zij hebben aangegeven, dat zij daarvoor 10.000 tot 30.000 ha grond nodig hebben. De minister verduidelijkt, dat Suriname wel genoeg landbouwgrond bezit, maar die is meestal in handen van anderen. “Wij hebben ze duidelijk gezegd, dat de overheid hen niet gaat kunnen accommoderen met grond, ze zullen dus grond moeten huren of leasen om te kunnen beginnen. Ze zouden ook grond kunnen kopen, maar dat moet ook goed bekeken worden”, aldus Ramdin.
De Mennonieten brachten onlangs een bezoek aan het Tibiti- gebied. Ze hebben ook gesprekken gevoerd met de kapiteins van de verschillende dorpen. “Ze zijn zich ook gaan oriënteren in Para en Brokopondo en als ik me niet vergis, zijn ze zelfs al begonnen met een proeftuin om te kijken naar de productiemogelijkheden. Ze waren geïnteresseerd in de omgeving Patamakka, maar dat is gezien de hele Patamakka-kwestie, niet mogelijk.
Er moet nog worden uitgezocht wie daar nog rechten op grond heeft, of het de maatschappijen zijn of de overheid.” De Mennonieten hebben al gesprekken gevoerd met de dorpshoofden en de kapiteins. ‘’De gesprekken schijnen goed te verlopen’’, aldus Ramdin. ‘’Met hun komst kan Suriname inkomsten genereren uit de grootschalige landbouw, omdat zij onder andere soja en zonnebloem planten. Deze mensen bezitten reeds exportmarkten met afnemers en ze hebben voor ons gecalculeerd, dat als zij alle ruimte krijgen, zij voor USD 163 miljoen kunnen exporteren. Zij zullen ook zelf zorgen voor de machines en hebben ook geen financiën nodig van ons. De Mennonieten leven heel sober en werken vanaf zonopkomst tot zonsondergang’’, voegde de minister eraan toe.
Vijftig gezinnen
Ramdin: ‘’Op dit moment hebben 50 gezinnen toestemming gehad voor drie jaar om te komen, en dan praten we over ruim 250 personen die zich komen inzetten voor de grootschalige landbouw. Na drie jaar zullen wij evalueren. Iedereen die wil ondernemen, is welkom. De regering heeft daarnaast voorop gesteld, dat de Mennonieten zich zullen moeten houden aan de regelgeving van het land en de nationale wetgeving. Ze moeten allemaal documenten indienen en zij hebben inmiddels alle paspoorten gestuurd. Het is een leefgemeenschap die besloten leeft, maar ze hebben duidelijk aangegeven, dat zij voor de Suri-naamse gemeenschap ook wat willen betekenen, in termen van voedselvoorziening.’’ Er doen ook negatieve verhalen de ronde over Mennonieten. ‘’Elke gemeenschap heeft zijn slechte verhalen. Er zijn zoveel gevallen van Indiase groepen en Afrikanen waarvan er slechte verhalen over zijn, maar wij moeten niet alleen afgaan op dit soort zaken. Elke groep heeft min- en pluspunten. Het belangrijkste in dezen is dat sociale waarden en normen gerespecteerd moeten worden, ook binnen onze nationale wetgeving. Het beste zou zijn om dit gewoon aan hen te vragen, zodat zaken opgehelderd worden. Wat voor mij voorop staat is, dat zij een bijdrage willen leveren aan de nationale ontwikkeling en productie in ons land”, aldus de minister.