Over enkele dagen vangt het nieuwe schooljaar aan, maar nog steeds is het bij de inschrijving van leerlingen een ware misère. Tot op heden is het zo dat bepaalde ouders, hun kinderen niet op de gewenste onderwijsinstelling ingeschreven kunnen krijgen. Onder minister Levens werden er nieuwe systemen binnen het onderwijs ingevoerd, waaronder het zogeheten doorstroombeleid. Kinderen die niet de vereiste resultaten hadden bereikt, bleven niet zitten, maar stroomden door naar het volgende jaar. Dit heeft nu tot gevolg dat er meer leerlingen doorstromen, maar de onderwijsinstituten in het voortgezet onderwijs hebben niet het absorptievermogen om de toestroom van doorstromers op te vangen. Plaatsing van de zogeheten doorstromers heeft nu tot gevolg, dat leerlingen niet op een school dichtbij huis kunnen worden ondergebracht. Deze situatie van het niet kunnen plaatsen van kinderen op scholen niet ver van huis, heeft tot woedende reacties gezorgd bij ouders en verzorgers, hetgeen heel begrijpelijk is. Een kind dat in Lelydorp woont, krijgt te horen dat er wel een plek is op een school binnen het voortgezet onderwijs, maar dan wel op Latour. Wie betaalt dan het dagelijkse transport van zo een leerling van Lelydorp naar Latour en terug? Houdt de overheid met haar doorstroombeleid wel rekening met het feit dat in een ernstige economische crisis, ouders niet in staat zullen zijn de bustarieven voor een of meer kinderen te betalen? En dat vooral in een tijd dat de bustarieven als moordend overkomen en ook de mensen binnen het transport, wederom om verhogingen vragen, omdat ook zij niet in staat zijn voor de huidige tarieven te blijven rijden. Wanneer een overheid tot veranderingen wenst over te gaan binnen de publieke sector, moet ze wel met alle aspecten en gevolgen van een dergelijke wijziging in beleid, rekening houden. Een verandering hoeft sowieso geen verbetering in te houden. Dat blijkt nu glashard met de chaos die is ontstaan bij het plaatsen van leerlingen binnen het voortgezet onderwijs. De overheid en in dezen het ministerie van Onderwijs, heeft zich hierbij een levensgroot vraagstuk op de hals gehaald. Je hebt als overheid al niet voldoende opvangmogelijkheden om een dergelijke doorstroming te kunnen accommoderen, dan wordt het zeker blaren zitten. Zolang je als overheid niet in staat bent voor een goed werkend onderwijssysteem te zorgen, is het onverstandig met allerlei experimenten te beginnen, want nu heeft het ministerie zelf een groot probleem veroorzaakt met betrekking tot het dagelijkse transport van kinderen naar een school verafgelegen van hun huis. Wat voor oplossing het ministerie van Onderwijs voor dit vraagstuk zal aandragen, is nog niet bekend. Wat wél zeker is, is dat met het hele doorstroombeleid er meer problemen zijn ontstaan dan er al waren binnen het onderwijs. De vraag die nu wel gesteld moet worden, is: Wanneer houdt dit gerommel voor het begin van elk schooljaar, eindelijk op? Zolang er niet meer geld wordt vrijgemaakt voor het onderwijs en de kwaliteit wordt opgevijzeld, zal er niet veel verandering optreden en zal de frustratie bij ouders en leerlingen alleen maar verder oplopen.