Het beginsel van legaliteit staat centraal in het staats- en bestuursrecht. Dat wil zeggen dat bestuursorganen, hun bevoegdheden en hun taken bij wet zijn vastgesteld. Bij wet betekent een formele wet, één gemaakt door de regering en het parlement. Dus geen staatsbesluit of andere niet-formele wet. De Grondwet heeft in artikel 119 vastgesteld dat de Raad van Ministers (RvM) het HOOGSTE uitvoerende en administratieve orgaan is van de regering. De RvM heeft volgens artikel 122 van de Grondwet, verschillende bevoegdheden en taken, zoals onder 122(b) het voorbereiden van producten van wetgeving en bestuur. Dus bijvoorbeeld wetten en bestuursbesluiten. Hoe de RvM is ingericht, is ook door de Grondwet vastgesteld. De RvM bestaat uit de ministers en de vicepresident die de RvM-vergaderingen leidt. Als uitzondering op deze algemene regel stelt artikel 110 sub d van de Grondwet dat de president, als hij dat wenst, een RvM-vergadering bijeen kan roepen en leiden.
Het via Starnieuws opgedoken Staatsbesluit S.B. 2023 no. 106 van 13 juli 2023, ter wijziging van het Staatsbesluit van 6 november 1996, houdende vormgeving van wettelijke regelingen, staats- en bestuursbesluiten (S.B. 1996 no. 54), onthult iets onwettigs. De Memorie van Toelichting (MvT) bij deze lagere wet, Staatsbesluit S.B. 2023 no. 106, stelt dat een RvM bijeengeroepen op grond van artikel 110 sub d van de Grondwet geen RvM is, maar een Regeringsvergadering (Rv). Dit is onjuist, omdat de wettelijke bepaling duidelijk is, er wordt een RvM, en géén Rv, bijeengeroepen en geleid door de president.
De geconstrueerde Rv wordt niet gedragen door de wet. De Grondwet noemt nergens de Rv, maar geeft wel expliciet aan dat de RvM het hoogste uitvoerende en administratieve orgaan van de Regering is. Waar zou in deze wettelijke staats- en bestuursrechtelijke structuur de zogenaamde Rv passen? Niet in artikel 110 sub d van de Grondwet, want dat artikel wijzigt de aard van de RvM-vergadering niet. Het blijft een RvM-vergadering. Alleen de wijze van bijeenroepen en de leiding van de vergadering is anders, namelijk niet door de vicepresident maar door de president. Het is dus vanzelfsprekend, dat ook de verdere uitleg in dat Staatsbesluit, over de besluiten genomen door de zogenaamde Rv, onjuist is. Kortweg, er bestaat voor de wet geen Rv met regeringsmissives als product, zoals beweerd wordt in het Staatsbesluit. De uitleg die het Staatsbesluit S.B. 2023 no. 106 van 13 juli 2023 geeft aan artikel 110 sub d van de Grondwet is incorrect en in strijd met de wet. Om die reden zou het verstandig zijn om dat Staatsbesluit in te trekken.
Ook over de wijze waarop een procureur-generaal (PG) benoemd moet worden, is de Grondwet duidelijk. Artikel 141 lid 2 geeft aan dat dé regering dat besluit moet nemen. Wat de regering is, wordt door de Grondwet in artikel 116 lid 1 vastgesteld: namelijk de President, Vicepresident en Raad van Ministers. Het spreekt voor zich dat de wetgever een hoge eis gesteld heeft aan deze benoemingsprocedure. Het is een zwaarwichtig besluit dat door de gehele Regering gedragen dient te worden. Geen deel, geen gewone meerderheid, geen gekwalificeerde meerderheid, maar dé Regering. De Grondwet geeft geen ruimte om op welke wijze dan ook te tornen aan deze eis.
De Communicatiedienst Suriname (CDS) gaf in een persbericht aan, dat de regering had besloten tot de benoeming van de huidige waarnemend PG tot PG. Daarop hebben de vicepresident en delen van de Raad van Ministers publiekelijk aangegeven, dat zij niet hebben deelgenomen aan de besluitvorming over de benoeming van de PG. De CDS heeft de publieke ontkenning van de vicepresident, erkend en naar aanleiding daarvan het initiële persbericht gecorrigeerd. Het staat dus onomstotelijk vast dat dé regering géén besluit heeft genomen over de benoeming van de PG. Daarmee is niet voldaan aan de wet.
Staats- en bestuursrechtelijk zijn er drie smaken aan deze kwestie. Gesteld kan worden dat niet de Regering, maar dus een onbevoegd bestuursorgaan het besluit genomen heeft. Reden waarom het besluit nietig is. Gesteld kan ook worden dat de wettelijk voorgeschreven besluitvormingsprocedure niet gevolgd is en dat het besluit daarom nietig is. Of dat beide situaties en rechtsgevolgen aanwezig zijn. Feit is wel dat het besluit zoals het nu genomen is geen stand zal kunnen houden. Er zal opnieuw een besluit genomen moeten worden op een wijze zoals de wet die voorschrijft.
Mr. M.A. Castelen, LLM & LLM
Advocaat, gespecialiseerd in staats- en bestuursrecht, mensenrechten en internationaal recht (Passie voor Suriname)