De Last van de Republiek

Suriname is sinds 1975 een republiek

Republiek en autocratie

In de 20e eeuw doken vele republieken op met autocratische structuren waar de soevereiniteit berust bij een centraal comité van een partijstructuur.

Volgens een veel verteld verhaal werd Benjamin Franklin in 1787 bij het verlaten van de constitutionele conventie volgend op de Amerikaanse revolutie, door burgers benaderd met de vraag wat voor staatsvorm de bevrijde kolonies zouden krijgen.  Zijn antwoord was: “Een republiek, als wij die kunnen behouden.”

Een oudere definitie van de republiek is een staatsvorm waarbij het hoogste gezag ligt bij het volk en zijn vertegenwoordigers. De gekozen of benoemde president is onderworpen aan dat gezag. Dat is iets anders dan een autocratie.

Abraham Lincoln bracht dit concept in scherpe focus, ongeveer honderd jaar na de constitutionele conventie, met de befaamde Gettysburg-rede waarin hij de soldaten gedenkt die hun leven hebben gelaten “zodat het bestuur van het volk, door het volk en voor het volk” zal voortbestaan.

Belastingen zijn de spil van de republiek. Het vaststellen van de belastingheffing op het volk door de vertegenwoordigers van het volk, in plaats van een autocratische heerser, was de slogan van de befaamde opstand in Boston tegen de accijnsheffing op thee, welke aanleiding gaf tot de Amerikaanse revolutie. Belastingen grijpen dieper en vaker in ons leven in dan verkiezingen. Edmund Burke, een vroege schrijver in de politieke economie, merkte op dat de verdeling van de belastingdruk zwaarder weegt voor de burger dan een adequate vertegenwoordiging van de bevolking in de organen van de staat.

Het principe dat volksvertegenwoordigers als onderdeel van de wetgevende macht op belastingtarieven moeten stemmen is fundamenteel in het gedachtegoed van een republiek.

Belastingtarieven en de Surinaamse grondwet

De grondwet van 1975 was in dit opzicht vrij autoritair. Belastingen mochten geheven worden ‘krachtens de wet’. De ruime interpretatie die sinds 1975 aan deze delegatiebevoegdheid wordt gegeven legt potentieel alle elementen van de belastingregelgeving in handen van de regering, zolang de wetgever het bestaan van die belasting in een wet heeft neergelegd.  De tekst van de Nederlandse grondwet van 1972 was in dit opzicht niet anders, maar in het Nederlands staatsrecht was toen reeds begrepen dat delegatie van regelgeving over belastingen niet ongebreideld mag plaatsvinden.

In de Surinaamse kolonie die zich in 1975 omvormde tot een republiek, zijn de autocratische sporen dieper. Dus als de minister zelf bepaalt hoeveel belasting je betaalt, vonden velen dat normaal. Zoals bijvoorbeeld dat het accijnstarief op brandstof wordt verhoogd door een brief van de minister aan de brandstofimporteurs. In deze benadering is ‘belastingheffing op het volk, door het volk en voor het volk’ in de Surinaamse interpretatie van ‘belastingheffing krachtens wet’, niet gegarandeerd. Die delegatie-cultuur leeft voort, ondanks het feit dat de huidige grondwet van de Surinaamse republiek in dit opzicht sinds 1987 scherp afwijkt van de eerste grondwet. Onder de huidige grondwet moeten belastingtarieven niet zonder meer krachtens de wet worden geregeld, maar in de wet zelf worden geregeld. De tekstuele afwijking geeft een beperking van de delegatie-bevoegdheid aan.

De idee van de republiek welke is verwoord in de tekst en structuur van onze grondwet, is dat de minister van Financiën voor een tariefsverhoging naar De Nationale Assemblee (DNA) moet gaan. Daardoor krijgen volksvertegenwoordigers de gelegenheid daarop te stemmen en hun keus te verantwoorden tegenover de kiezers. Hetzelfde geldt voor een tariefsverlaging.  Want iedere keuze om een tarief ergens te verlagen of een vrijstelling te creëren, verschuift de belastingdruk naar anderen.

Het effect van de dollar accijnzen

Het belang van deze principes is zichtbaar in de ontwikkeling van accijnzen in de Surinaamse republiek sinds het begin van deze eeuw. Wij hebben reeds twintig jaar in Suriname een serie van accijnzen gestructureerd als quantum accijnzen; deze worden geheven als een bedrag per volume van het product in plaats van een percentage van een (transactie)waarde.

De wetgever heeft dat bedrag voor verschillende accijnzen gedefinieerd als de tegenwaarde van een buitenlandse munteenheid (de dollar accijnzen).  Het gevolg is dat het tarief dat drukt op de binnenlandse productie van deze accijnsgoederen (zoals frisdrank of alcohol) wordt bepaald door het dollarbedrag te vergelijken met de douanekoers die iedere twee weken wordt vastgesteld door de Centrale Bank van Suriname. Doordat die koers redelijk stabiel bleef in de eerste jaren na deze ingreep, bleef dit effect vrij onopgemerkt. Maar in de afgelopen tien jaar heeft deze koers sterk gefluctueerd en is dramatisch gestegen. De accijns op speeltafels en speelautomaten in casino’s is niet aan deze dollarfluctuaties blootgesteld.  Deze casinobelasting is vastgesteld in de Surinaamse munt en is slechts twee keer bijgesteld in de afgelopen twaalf jaar.

DNA ontloopt dus haar verantwoordelijkheid om te stemmen op wijzigingen van de frisdrank- en alcoholaccijns die in de afgelopen twaalf jaar met meer dan 1000 procent zijn verhoogd. DNA heeft in december 2022 gestemd voor de eerste verhoging van de casinobelasting sinds 2011; deze verhoging was echter niet meer dan 100 procent.

De structuur van dollar-accijnzen op sommige producten en SRD accijns in de casinobelasting, leidt ertoe dat de accijnsheffing op frisdrank en alcohol 10 maal zoveel wordt verhoogd in de afgelopen jaren als de casinobelasting. Het is alsof aan DNA-leden was gevraagd om te stemmen voor een serie wetten in december 2022 die de frisdrankaccijns met 1000 procent verhogen en de casinobelasting met 100 procent verhogen.

Hoe zouden DNA-leden hebben gestemd als de vraag op die manier aan hen was voorgelegd? Komt dit overeen met de waarden die DNA-leden en hun politieke partijen adverteren naar de bevolking?  Menen DNA-leden echt dat casino’s beter behandeld moeten worden dan frisdrank? Menen DNA-leden echt dat de dollarcomponent van binnenlandse productiekosten van frisdrank en alcohol moet worden verhoogd zodat Surinaamse producenten moeilijker kunnen concurreren tegen importproducten? Of zijn dit slechts de onbedoelde, maar onvermijdelijke effecten van deze ongeoorloofde delegatie van accijnstarieven naar de uitvoerende macht?

Een republiek moeten wij behouden.  Dat is geen automatisme, maar een taak. Zolang wij niet terugkeren tot de constitutionele orde in de Surinaamse belastingheffing, zullen dit soort dwalingen en kwalijke effecten ongemerkt blijven voortbestaan. Belastingheffing op het volk, met instemming en verantwoording door de vertegenwoordigers van het volk, is de last en de taak van de republiek. Die last rust op de schouders van iedere volksvertegenwoordiger en burger.

Paramaribo, 24 July 2023, Stanley A Esajas

More
articles