De overheid kan dan wel een grote samenkomst organiseren in een poging een betere communicatie tussen haar voorlichtingsdienst en de media te realiseren, maar weet heel goed, dat in de praktijk daar nauwelijks of helemaal niets van terecht komt. Vanaf de staatkundige onafhankelijkheid hebben wij bijvoorbeeld de Regerings Voorlichtings Dienst Suriname, RVDS, Regerings Publiciteits Dienst, RPD, Nationale Voorlichtings Dienst, NVD, Nationaal Informatie Instituut, NII, gehad en nu de Communicatie Dienst Suriname, CDS, die wederom door de rest van de media kan worden gezien, als doorgeefluik van informatie, die de overheid welgevallig is. Het zijn altijd instituten geweest die zaken die voor de overheid als gunstig werden gezien, naar buiten konden of moesten brengen. Propagandabureautjes zijn het altijd geweest en is het CDS nu ook. Indien journalisten informatie wensen, kunnen ze die slechts krijgen als ze ingang hebben bij een bepaalde bewindsman of bewindsvrouwe, en dan moet je natuurlijk geliefd zijn en blijven bij de desbetreffende autoriteit. Schrijf je of breng je de informatie niet op de gewenste wijze, dan kan je verdere medewerking voor langere tijd gerust vergeten. Wanneer je over heikele zaken vragen wenst te stellen, komt de minister of directeur op een departement, niet meer aan de telefoon.
Openbaarheid van bestuur laat in dit land ernstig te wensen over. Bepaalde bewindslieden kiezen er doelbewust voor, het stilzwijgen in acht te nemen, willen ze niet op de vingers getikt worden door de president. Zaken die de gemeenschap ernstig bezighouden en voor grote verontrusting zorgen, worden als gevoelig bestempeld en geen verklaringen over afgelegd. Neem nou die kwestie van cyanide die veelvuldig wordt gebruikt door onbevoegden en buiten de grote mijnbouwbedrijven om, daar wordt met geen woord over gerept. Nu lekt de informatie naar buiten, dat topfiguren binnen de regering of oppositie, alles maar dan ook alles weten over deze cyanidezwendel en ook hier wordt het stilzwijgen verder over in acht genomen. Over openbaarheid van bestuur gesproken! Een grotere smerigheid kunnen we ons maar nauwelijks indenken. En dat allemaal wegens de jacht naar goud. Mensen worden langzaam maar zeker vergiftigd en ook de fauna gaat eraan, maar de regering zwijgt in alle talen. Over openbaarheid van bestuur gesproken! Wat heeft een grote samenkomst met de media in het kader van een betere communicatie eigenlijk nog voor zin, als je zelf niet eerlijk bent tegenover de samenleving, en zelf betrokken bent bij het stiekem binnenbrengen van uitermate giftige stoffen. Men gaat zelfs ertoe over valse benamingen op de manifesten aan te geven bij het importeren van deze levensgevaarlijke producten. Deze cyanidekwestie mag daarom niet in de doofpot en dient tot de bodem te worden uitgezocht. Die figuren die in het geniep met dit spul werken, moeten onmiddellijk uit het achterland worden verwijderd en ook het land uitgezet. Maar de overheid zwijgt tot op dit moment in alle talen. Niets is gevoelig en dient in het geniep te blijven, daarvoor is de ellende die veroorzaakt wordt, veel te groot. En laten we eens eerlijk zijn, Suriname kent geen openbaarheid van bestuur, omdat een deel van de machthebbers zelf bij de fromu’s betrokken is, en er rijk van wordt. In ieder geval zal de particuliere media op deze fromu’s en zware corruptie blijven wijzen. Het volk zal bij een volgende verkiezing bepalen, of ze het politiek geboefte wederom de mogelijkheid zal bieden, dit land verder te benadelen.
*****
De regering dient ten spoedigste met een verklaring te komen, wat er aan de hand is met een ‘Mennonieten sekte’, die volgens berichten, honderden hectare grond zou hebben gekocht in de nabijheid van het dorp Apoera. Als de inheemsen uit Apoera daar geen ruchtbaarheid aan hadden gegeven, zouden we op een later tijdstip over deze sekte horen en met een voldongen feit geconfronteerd worden. Lieden behorende tot de Mennonieten, zouden Spaans spreken, maar uit informatie blijkt, dat het eigenlijk om etnische Duitsers gaat, die al decennia in Latijns-Amerika zijn neergestreken en niet bepaald een goede naam hebben. Voorts zou deze sekte aan massale houtkap doen en agrarische nederzettingen opzetten. De Mennonieten leven in zwaar geïsoleerd verband, en houden er bedenkelijke leefgewoonten op na. De regering van Guyana zou reeds pertinent geweigerd hebben, deze mensen op haar grondgebied toe te laten, gezien de vreselijke ervaring opgedaan destijds te ‘Jones Town’. Maar ook hieromtrent heeft de Surinaamse regering tot op heden het stilzwijgen over in acht genomen. De Surinaamse gemeenschap heeft het recht te weten wat er in Apoera gebeurt en of het daadwerkelijk zo is, dat deze Spaansprekende lui hier honderden hectare hebben gekocht en wie een dergelijke groep, zonder echt grondig gepleegd onderzoek, toegang tot onze republiek heeft verleend en wat de uiteindelijke bedoeling is van deze zogenaamde nieuwe migranten. De regering dient ten spoedigste met verklaringen te komen, die geloofwaardig zijn of overkomen.