“Suriname is erin geslaagd om gedurende circa 125 jaar een stabiele wisselkoers in stand te houden. De productie, export en kapitaal zijn dan redelijk toereikend om in onze importbehoeften te voorzien. De budgettaire en monetaire discipline is strak. Helaas is het financieel-economisch klimaat sinds medio jaren tachtig van de vorige eeuw verslechterd. De tijden worden moeilijker naarmate de deviezeninstroom ineenschrompelt en wij de discipline veronachtzamen. Dit voltrekt zich onder andere in de periode 1984-1995. Gedurende die tijd is de bruto deviezenvoorraad vrijwel geheel uitgeput. In plaats van te bezuinigen, nemen de beleidsvoerders hun toevlucht tot het contingenteren van bepaalde importen tegen de te lage officiële koers. Overige importen moesten tegen de steeds verder stijgende parallelle koers worden afgewikkeld”, aldus de economen Anthony Caram en Gerard Lau in de mei-editie van VES-Inzicht.
Volgens de economen heeft Suriname een te hoog en toenemend bestedingsniveau; bijgevolg importeert Suriname te veel. “Tekort aan reële inkomsten vullen wij aan door geldschepping. De ontstane spanning tussen de vraag naar en aanbod van deviezen leidt uiteindelijk tot de noodzaak de vaste koers los te laten. Onze munt verliest vervolgens gaandeweg haar waarde, wat zich door de correlatie tussen wisselkoersmutaties en veranderingen in het inflatietempo, weerspiegelt in aantasting van de koopkracht van ons geld en in toenemende armoede.”
Hoofdoorzaak van muntontwaarding
Verder stellen Caram en Lau, dat de verzwakking van de reële pijlers van de economie, te weten de productie, kapitaalimport en discipline, de fundamentele oorzaak is van onze wisselkoersproblematiek. “Ondanks onze inspanningen lukt het niet om deze reële pijlers duurzaam te versterken. Naarmate de tijd verstrijkt, is er zelfs van het tegendeel sprake. Indicatief is dat ons per capita bruto binnenlands product gemeten in US-dollars van het in 2013 bereikte hoogtepunt stapsgewijs ineenschrompelt. Dit product bedraagt in 2023 nog slechts ongeveer 45 procent van zijn eerder bereikte hoogste waarde.”
De economen stellen ook, dat dit niet alleen het gevolg is van interne reële factoren. “Een samenstel van andere factoren accentueert de neergang in de reële sfeer. Wij noemen onder andere het effect van de scheefgegroeide markt- en institutionele verhoudingen mede door de opkomst van nieuwe spelers welke een verschillend gedrag laten zien en onder een verschillend toezichtregime staan, het in bepaalde opzicht falen van het overheidsbeleid, het gebrek aan durf en ondernemerschap in de niet- minerale sectoren, alsook schommelingen in de mondiale conjunctuur.”
Zij merken tevens op, dat beleidsvoerders er onvoldoende in geslaagd zijn de marktinvloed van de nieuwe spelers in te tomen. “Mede hierdoor ontstaat er ruimte voor het tot opbloei komen van een zogenoemde parallelle deviezenmarkt met andere koersen en andere spelregels bij het doen van transacties. Vragers naar en aanbieders van deviezen gaan zich anders gedragen. Vragers richten zich bij voorkeur op de bancaire markt, waar beleidsvoerders de prijs van vreemde valuta doelbewust laag en de reële marktwaarde ondergewaardeerd houden om het inflatietempo te temperen. Aanbieders richten zich echter bij voorkeur op de parallelle markt, waar de prijzen van valuta vanwege het aanbodtekort onder voortdurende opwaartse druk staan en daardoor overgewaardeerd raken.”
Deze situatie is volgen Caram en Lau vanuit een macro-economisch optiek bezien onbevredigend. “Prijsverhoudingen tussen goederen en diensten worden scheefgetrokken. Deze omstandigheden verstoren de rust op de valutamarkt en de stabiliteit van het financiële bestel. Dit gaat gepaard met oneigenlijke, ongebruikelijke en zelfs ontoelaatbare transacties, welke op hun beurt bijdragen tot verstoring van de inkomens- en vermogensverhoudingen.”
Bankkoers en parallelle koers verder uiteen
“Door de zojuist genoemde factoren neemt de relatieve invloed van de traditionele handelsbanken op de valutamarkt af en die van de overige spelers als groep toe. De Centrale Bank tracht dit proces om te buigen door onder andere een aanzet te geven tot het creëren vaneen gelijk speelveld, de bankkoers van tijd tot tijd dichter bij die op de parallelle markt te brengen, alsook door valuta-interventies. Er wordt op gegeven moment een vorm van de zogenoemde crawling peg system ingezet.”
Hierbij stelt de Centrale Bank volgens Caram en Lau op basis van haar eigen berekeningen een realistische koers vast en tracht deze koers vast te houden, zolang dat verantwoord is, mede gelet op de feitelijke stand van zaken op de valutamarkt. “Ook dit systeem werpt onvoldoende vruchten af, mede vanwege de tekortschietende coördinatie met andere beleidsinstrumenten en door het effect van optredende verstoringen in de aanbod- en/of in de vraagzijde van de markt. Door dit alles keert de rust en orde niet terug. Integendeel, de onevenwichtigheden worden juist groter.”
Het is de economen daarom ook opgevallen, dat de bank- en parallelle koers geleidelijk en soms schoksgewijs steeds verder uiteen lopen. “Rond begin 2020 noteert de bankkoers slechts circa een derde van de parallelle koers; een onacceptabele en onhoudbare situatie. Ter verbetering van de werking van de valutamarkt is het ook nu nog nodig over meer informatie te beschikken met betrekking tot onder andere de omvang, aard en motieven van individuele translaties. Ook dient de Centrale Bank de spelregels en controle aan te scherpen.”