Het Internationaal Gerechtshof (IGH) in Den Haag, Nederland, zei dat het een belangrijke uitspraak zal doen in de grenszaak tussen Guyana en Venezuela. Het betreft de arbitrale uitspraak van 3 oktober 1899 (Guyana v. Venezuela). Het vonnis heeft geen betrekking op de afronding van de zaak, maar op de vraag of er voorlopige bezwaren zijn ingediend door Venezuela tegen de ontvankelijkheid van de zaak voor het hof. Venezuela had tot het indienen van de voorlopige bezwaren vorig jaar, geweigerd deel te nemen aan de zaak.
Venezuela voerde aan dat het Verenigd Koninkrijk (VK) partij zou moeten zijn in de zaak, aangezien het partij was bij de arbitrale uitspraak van 3 oktober 1899 toen het grondgebied werd ‘gegeven’ aan Guyana, en vroeg het Wereldgerechtshof om de inhoudelijke zaak af te wijzen. Guyana vertelde het Wereldgerechts-hof dat de voorlopige bezwaren van Venezuela een middel lijken te zijn dat bedoeld is om de beoordeling door het IGH van de gegrondheid van de vorderingen van Guyana te laten ontsporen en vertragen.
Om 15.00 uur is er een openbare zitting in het Vredespaleis in Den Haag, Nederland, waar rechter Joan E. Donoghue, president van het hof, de uitspraak van het hof zal voorlezen. Deze zaak is van cruciaal belang voor Guyana, omdat het zijn territoriale integriteit probeert te beschermen tegen de toenadering van Venezuela. Venezuela heeft zich eerder gemengd met olie-operaties voor de kust van Guyana, en daarom waren de operaties de afgelopen jaren over het algemeen beperkt tot de oostkant van het Guyana-bekken.
Guyana verwacht uiteindelijk een definitief oordeel dat de arbitrale uitspraak van 1899, die de locatie van de landgrens tussen het toenmalige Brits Guyana en Venezuela vastlegde, geldig blijft en dat de Essequibo-regio tot Guyana behoort en niet tot zijn Spaanstalige buurland.