Clairfield heeft rechtszaak verloren vanwege Surinaamse Anti-corruptiewet

Wanverhouding tussen betaalde vergoedingen en geleverde prestaties

Met verwijzing naar het vonnis van de Ondernemingsrechtbank te Brussel, België, en in het bijzonder de aspecten van de Anti-corruptiewet 2017, zegt advocaat Antoon Karg, het volgende: ‘’De inleidende dagvaarding is gedateerd mei 2020. Dit betekent in context, dat oud-procureur-generaal Roy Baidjnath Panday, het een en ander geïnitieerd moet hebben en dat hooggeplaatste NDP-functionarissen logistiek-diplomatiek en financieel de staat toegestaan hebben, actief deze civiele procedure in het buitenland te entameren. Op dat moment werd de gewezen minister van Financiën, Gillmore Hoefdraad, nog door de NDP-fractie beschermd. Er is dus duidelijk merkbaar dat de NDP als organisatie, geïnformeerd genoeg was van feiten en meende, het Openbaar Ministerie in vervolging en repatriatie, gerechtvaardigd te dienen te ondersteunen, met Clairfield als doelwit, terwijl op pagina 4 van het vonnis, al de kennis en betrokkenheid van Hoefdraad blijken, maar anderzijds Hoefdraad tegen iedere prijs hebben geprobeerd af te schermen van vervolging en tot op heden, van aansprakelijkheid.”

Het ‘’centraal beheer van overheidsactiva om de ontwikkeling van Suriname te bespoedigen’’, of ‘’een mandje dat een makkelijk onderpand voor een berg aan leningen kan bieden’’, is volgens Karg nog steeds centraal de ontwikkelingsvisie, ook van de VHP. De advocaat is van mening, dat hier meerdere voorbereidende stappen toe zijn ondernomen vanuit de huidige regering. “Het feit dat op pagina 7 aan een onderaannemer, waar de governor zelf aandeelhouder van was, zonder onderliggend schriftelijk contract, meer dan een half miljoen euro betaald werd (ofwel bijna symmetrisch de helft van de fee van Clairfield over dat onderdeel), kwalificeert al voldoende als misdrijf tegen het openbaar gezag (met gift en belofte bewegen in strijd met de plicht te handelen) om reeds onder het klassiek strafrecht aangemerkt te worden”, stelt Karg.

Anti-corruptiewet 2017

“Volgens artikel 22 van de Anti-corruptiewet 2017, treedt deze 30 dagen na afkondiging in werking. De afkondiging had plaats op 24 september 2017. Per 24 oktober 2017 betreft de Anti-corruptiewet volkomen geldend en bindend Surinaams recht. De getoetste gedragingen dateren van 2019 en 2020. De normen daarin vervat zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De delegatie van enkele bevoegdheden en toewijzing van taken aan de thans, ondanks voordracht, nog onbemenste Anti-corruptiecommissie, doet geen enkele afbreuk aan toepasselijkheid of geldigheid van de normen”, aldus Karg.

“De wetsartikelen in het vonnis genoemd, bevatten overigens geen enkele bepaling die aanvulling behoeft of betrokkenheid vereist, van of door de Anti-corruptiecommissie. Was dit wel het geval, dan nog, zijn andere organen, niet beperkt in hun eigen bevoegdheden tot toepassing van deze geldende wetgeving.”

Betrokken partijen

De Belgische rechter onderschrijft dit oordeel in het vonnis onder andere op pagina 16, en noemt deze essentieel voor het algemeen belang en nader van fundamenteel belang als toepasselijk recht. “Mevrouw Van Trikt-Waaldijk en de heer M. Waaldijk, beiden volgens het vonnis (pagina 10 en pagina 21)  begunstigd of minstens belanghebbend bij voordeel uit het rechtsverkeer tussen de betrokken partijen, kwalificeren als familierelatie van Van Trikt in de zin van artikel 13 Anti-corruptiewet. Ook de Belgische rechter onderschrijft, dat er sprake is van een manifeste wanverhouding tussen betaalde vergoedingen en daadwerkelijk geleverde prestaties, die exact is, welke benadeling zowel de Anti-corruptiewet als het commuun strafrecht, verbieden”, benadrukt Karg.

Tot slot stelt Karg, dat de oud-leden van de RvC van CBvS, waaronder Vijay Kirpalani en Sylvano Tjon A Hing, volgens pagina 22, niet door Van Trikt werden betrokken bij de besluitvorming. “Hen komt in ieder geval geen actief verwijt tot last, in deze context.”

Vonnis Nederlandstalige ondernemersbank Brussel Clairfield

More
articles