Op 29 juli 2022 bereikte ook mij de oproep van de ‘Organic Movement’ om bij te dragen aan een ander beleid in Suriname. Aan deskundigen wordt de oproep gedaan ideeën aan te dragen die bijdragen aan de ontwikkeling van ‘Mama Sranan’. Ik heb even moeten nadenken of ik wel of niet aan deze oproep gehoor zou gaan geven. Ik ben immers geen Surinamer en woon niet in Suriname. Ik heb wel een functie in Suriname als hoogleraar aan de Anton de Kom Universiteit. Deze functie geeft mij een titel en wellicht zelfs de (wetenschappelijke) plicht om mee te denken, mij uit te spreken en ideeën naar voren te brengen die bijdragen aan de ombuiging van de voortdurende neergang waarin Suriname zich nu bevindt. Bovendien heb ik in de afgelopen jaren verschillende keren mijn visie over zaken in Suriname naar voren gebracht, dus waarom nu ook niet een bijdrage leveren?
Onmiskenbaar krijgt de wereld een beeld dat Suriname afglijdt naar een staat van armoede en verloedering. Steeds meer mensen hebben grote moeite om in de primaire dagelijkse behoeften van henzelf en hun gezinnen te voorzien. De inflatie in het land is moordend op een niveau van rond de 66% en de wisselkoers van de SRD ten opzichte van de dollar en de euro heeft de laatste dagen de neiging verder weg te zakken. De lonen houden bij lange na deze neerwaartse trend niet bij met als gevolg een toename van de armoede. In een radio interview op 21 juli 2022 gaf de Surinaamse econoom en oud-bankier Jim Bousaid aan dat er een risico is dat Suriname dezelfde weg ingaat als Venezuela en Haïti, waar chaos heerst en bendes (‘gangs’) langzamerhand de macht overnemen. Suriname behoort vandaag de dag tot de armste landen van Zuid Amerika, een positie waarop je niet trots kunt zijn en die mijns inziens ook niet echt nodig is.
Zolang ik als gast in Suriname kom, en dat is dit jaar inmiddels 17 jaar, hoor ik dat Suriname in potentie een rijk land is. Een land met veel grond- en hulpstoffen. Een land dat de laatste jaren ook blijkt te beschikken over een grote oliereserve in de territoriale wateren in de Atlantische Oceaan. Suriname zou niet mogen doorgaan als het armste land van Zuid Amerika. Er is dus iets fundamenteel niet goed in het land.
Veel landen in de wereld, zeker veel landen rond de evenaar, beschikken over belangrijke grond- en hulpstoffen, maar zijn nooit tot op grote hoogte welvarend geworden. Een uitzondering geldt voor de Arabische golfstaten, waar de olie grote rijkdom heeft gebracht. Maar landen als Nigeria en Venezuela, beiden grote olieproducerende landen, zijn afgegleden tot landen met veel armoede, chaos en, vooral in Nigeria, religieuze tegenstellingen en terreur.
Je wordt niet rijk van grondstoffen
Mijn eerste bijdrage aan de discussie is dat een land doorgaans niet rijk wordt van de verkoop van grondstoffen. Het economische beleid in een land moet zijn gericht op het creëren van economisch toegevoegde waarde in het eigen land. De export van grondstoffen leidt niet of nauwelijks tot economisch toegevoegde waarde. Met andere woorden: het leidt niet tot werkgelegenheid en industriële ontwikkeling. Die werkgelegenheid en industriële ontwikkeling wordt bereikt in de landen die de grondstoffen vanuit Suriname opkopen om deze in eigen land te gebruiken. Het economische beleid van Suriname zou een zeer hoge prioriteit moeten stellen aan het opzetten van industriële capaciteit in Suriname en het verbruik van de eigen grondstoffen in die industrie. Er zou eigenlijk een rem moeten worden gezet op de export van grondstoffen waarmee andere landen economisch voordeel halen in plaats van dat dit economisch voordeel in Suriname valt.
Als voorbeeld, en ik heb dit eerder geschreven, geldt de houtkap in Suriname. Vele duizenden boomstammen liggen klaar om te worden geëxporteerd naar het buitenland en om daar te worden verwerkt in de houtindustrie.
Mijn idee is dat Suriname zo snel mogelijk de export van boomstammen verbiedt en een eigen houtindustrie opzet. Te denken is aan de productie van panelen waarmee snel huizen kunnen worden gebouwd. Deze panelen kunnen worden geëxporteerd naar gebieden als Californië, Australië en wellicht op korte termijn ook naar Zuid Europa, waar huizen in de zomers door steeds grotere bosbranden afbranden. Naast het fabriceren van panelen voor de huizenbouw kan ook worden gedacht aan de meubelindustrie, de bouw van keukens of andere aanwendingen voor hout.
Het economische voordeel is dat de export van half- en zeker eindproducten veel meer oplevert dan de export van boomstammen (de grondstof). De prijs van de half- en eindproducten is veel hoger dan van boomstammen, het levert binnenlandse werkgelegenheid op en de ontwikkeling van de houtindustrie stimuleert en daagt jonge mensen uit om er te werken en te komen met vernieuwing, efficiencyverbetering en alternatieve aanwendingen. Het leidt tot een rem op de schadelijke braindrain waaraan Suriname nu lijdt (te veel goed opgeleide jonge Surinamers verlaten het land om in het buitenland hun geluk te zoeken of komen na hun buitenlandse opleiding niet terug).
Het voorbeeld van de houtindustrie kan wat mij betreft ook dienen voor andere industrieën. Het primaire doel is om economische activiteit en economische toegevoegde waarde naar Suriname te brengen in plaats van deze waarde te zien wegvloeien naar het buitenland.
Water, een mogelijke bron van inkomsten
Suriname bevindt zich op een unieke locatie op deze aarde, namelijk op het grootste zoetwaterplateau van de wereld. Miljarden kubieke meters zoet water stromen dagelijks zomaar de Atlantische Oceaan in. Op talloze plaatsen in de wereld is een gebrek aan zoet water, terwijl er in het grote Amazonegebied een weldadige overvloed aan zoet water is. Al zo’n 15 jaar geleden is door een groep wetenschappers uit Nederland, onder leiding van Wouter van Dieren, directeur van het Instituut voor Milieu- en Systeemanalyse (IMSA) in Amsterdam, onderzoek gedaan naar het zuiveren water in de Surinaamse rivieren en het aan te wenden voor de watervoorziening in het land en voor de export naar de Caribische eilanden. Het onderzoek wees uit dat de kwaliteit van het Surinaamse water goed was, maar dat er ook risico’s zijn wegens het gebruik van kwik (HG) door illegale goudzoekers. Het kwik is zeer sterk vervuilend en tast het grond- en oppervlakte water in ernstige mate aan.
Eilanden in het Caribische gebied moeten veel energie verbruiken om het zeewater te ontzilten en het om te zetten naar drinkwater. Dit gaat gepaard met een forse uitstoot van stikstof (CO2) wat tot hoge extra kosten leidt. Bovendien heeft het ontziltingsproces belangrijke ecologische nadelen omdat veel zoutmoleculen na de ontzilting worden teruggestort in zee waardoor het zoutgehalte in zee toeneemt. Wanneer (een deel van) het benodigde drinkwater kan worden geïmporteerd vanuit Suriname kan een forse besparing worden gerealiseerd mede omdat er minder CO2 uitstoot is (CO2 rechten kunnen dan worden verkocht, wat een negatieve kostencomponent is). Het water uit Suriname is om die reden goedkoper dan het ontzilte water. Het transport van het water kan in enkelwandige schepen die nu geen olie meer mogen vervoeren, maar wel water.
Op industrieel niveau zou Suriname op grote schaal water kunnen bottelen en exporteren naar landen die daaraan behoefte hebben. Het vinden van afnemers voor dit water zal niet heel erg moeilijk zijn.
Corruptie en nepotisme
In mijn bijdrage van medio november 2021 in het dagblad De West heb ik uitgebreid stilgestaan bij de economische nadelen van corruptie. Nepotisme is daarvan een afgeleide en betekent dat ‘friends and family’ op mooie en vooral goed betaalde posities worden geplaatst. Het is een vorm van ondemocratische machtsuitbreiding omdat de ‘friends and family’ niet democratisch zijn gekozen en doorgaans niet onder controle staan van het parlement. Corruptie en nepotisme leiden tot te hoge kosten en tot verarming van de bevolking. Het is een inktvlek die overal zichtbaar is, bij de benzinepomp, in de supermarkt, in een restaurant of café, maar helaas ook in de zorg, onderwijs en bij andere vormen van dienstverlening. Corruptie leidt tot verrijking van enkelen tegenover verarming van velen.
Het Surinaamse nepotisme vloeit voort uit onzekerheid van de leiders. Dat geldt zowel voor de huidige regering als voor de voorgaande regering. Nepotisme vloeit voort uit de angst niet zelf te kunnen leiden, de problemen niet te kunnen overzien, niet te weten waar de prioriteit moet liggen, de problemen ook gewoonweg niet te begrijpen en daarom de hulp nodig te hebben van anderen die worden vertrouwd. Tegelijk dooft nepotisme ook het kritische tegengeluid dat zo nodig is om tot een goed en gebalanceerd beleid te komen. De wijsheid wordt niet gepacht door één politieke partij, maar is verspreid over velen.
Ik wil hier geen pleidooi houden voor een regering van nationale eenheid, maar wel om te komen tot een beter en diepgaander podium van transparant hoor en wederhoor. Deskundigen, ook al sympathiseren zij met een andere politieke partij, zouden rollen moeten krijgen als adviseur, controleur, toezichthouder en zelfs beleidsmaker. Het moet leiden tot verkleining van de etnische tegenstellingen en bijdragen aan het samen werken voor de ontwikkeling van het land.
Organic Movement
Het is verbazingwekkend dat de protesten onder de vlag van de ‘Organic Movement’ pas nu op gang komen. Het economische beleid en de economische achteruitgang waren al vele jaren zichtbaar. Economen hebben keer op keer gewezen op de deplorabele situatie van de Surinaamse economie, de gevaren van de monetaire financiering, de subsidiëring van de koers van de SRD en de subsidiëring van andere diensten zoals elektriciteit. Het heeft veel te lang geduurd voordat (een deel van) de bevolking wakker werd. Er is sprake van een zekere mate van mentale inertie (lethargie) die ertoe leidt dat de mensen de neergang maar ondergaan en hopen dat het ooit wel weer beter wordt. Er wordt vertrouwd op deze of een andere regering, want, zo is de redenering: “Vadertje Staat weet het wel en zal voor ons zorgen”. Het is langzamerhand doorgedrongen dat deze gedachte niet juist is.
‘Organic Movement’ is opgestaan en roept om verandering. De beweging doet dit ‘…als Surinamers’. Het is een beweging van het volk. Het volk, de Surinamers, roept om verandering. Deze roep moet serieus worden genomen. De opmerking van de President van de Republiek dat slechts 10% van de bevolking protesteert en dat dus 90% achter de regering staat getuigt van een grove misvatting. De ‘Organic Movement’ moet worden vergeleken met een ijsberg, waarvan slechts 20% zichtbaar is en waarvan 80% onder water blijft, onzichtbaar is, maar wel degelijk bestaat. De overlevenden van de Titanicramp van 1912 konden hiervan getuigen.
Toch is er een risico in de aanpak van de ‘Organic Movement’. Politieke partijen krijgen geen podium, politieke kleuren mogen niet worden getoond, aldus de beweging. Het klinkt mooi, maar de politiek laat zich niet muilkorven, ook niet in Suriname. De politiek is al lang bezig zichzelf een podium te verwerven en om uit de ‘Organic Movement’ politiek gewin te halen. De roep van de bevolking moet niet primair gaan om een regeringswisseling, want dat zal niet leiden tot een andere economische situatie. Het nepotisme slaat dan door van de ene naar de andere kant en eigen politieke belangen zullen blijven prevaleren boven de belangen van het volk. De regeringen van 2010-2015, 2015-2020 en van 2020 tot nu hebben dat bewezen.
‘Organic Movement’ protesteert tegen de hoge kosten van nutsdiensten, waaronder die van EBS, de hoge brandstofprijzen en vooral ook de hoge koers van de dollar en de euro. De regering zou hieraan iets moeten doen met als doel de prijzen te verlagen en de koers te doen dalen, aldus ‘Organic Movement’. Geen enkele regering in de wereld is in staat om op een knop te drukken om daarmee de koers of de kosten van diensten en brandstof te verlagen. De koers van de SRD is een resultante van de economische ruilverhouding tussen Suriname en andere landen. De kracht/kwaliteit van de Surinaamse economie is slecht wat resulteert in een hoge koers. Dit betekent dat de dollar en de euro dure valuta’s zijn ten opzichte van de SRD. De kosten van benzine en andere brandstoffen zijn direct gekoppeld aan de wereldmarktprijzen, die over het algemeen in dollars luiden. Er zijn twee opwaartse effecten die de prijs van brandstof hoog doen zijn. In de eerste plaats zijn de kosten hoog als gevolg van wereldwijde bewegingen in vraag en aanbod, waarbij de beperking van de leveringen vanuit Rusland een belangrijk rol speelt. De afname van het aanbod van gas en olie bij een gelijkblijvende of zelfs hogere vraag drijft de prijs omhoog. Ten tweede luiden de marktprijzen in dollars en dus moet de brandstof in Suriname tegen dollars worden ingekocht wat, gerekend in SRD, leidt tot hoge kosten.
De roep om de kosten en de koers omlaag te krijgen is dus niet gestoeld op economische kennis, maar is meer ‘wishful thinking’. Het enige dat wel werkt is versterken van de eigen economie door te investeren in productiecapaciteit, door de export van grondstoffen aan banden te leggen en economische toegevoegde waarde in Suriname te realiseren. Dat leidt tot een betere economische ruilverhouding met het buitenland, tot een betere koers en tot werkgelegenheid. De werkgelegenheid leidt tot een verhoging van het netto besteedbaar inkomen van de bevolking, een hogere opbrengst van loon- en vennootschapsbelasting, tot meer consumptieve bestedingen en daarmee ook, na invoering van de BTW, tot hogere opbrengsten van indirecte belastingen voor de staat. Daarmee kan aan armoedebestrijding en infrastructurele verbetering worden gewerkt. Kortom: staatsondersteuning moet eerst worden verdiend. Geld uitgeven dat er niet is leidt tot hogere schulden en een diepere economische neergang. Wel moet er een minimaal sociaal vangnet zijn gericht op ouderen, sociaal zwakkeren en mensen met beperkingen. Financiële dekking zou kunnen worden gevonden in de export van Surinaamse olie en daaraan verwante producten.
Zonder de verbetering van de eigen productiecapaciteit zal elke extra uitgave van de overheid op den duur monetair moeten worden gefinancierd of worden betaald vanuit nieuwe staatsschulden, met andere woorden: er ontstaat een vicieuze cirkel die naar beneden gaat. De lage dollar en euro koers en lage brandstofprijzen die de vorige regering realiseerde zijn door de bevolking heel duur betaald met een extreem hoge staatsschuld en grote armoede tot gevolg. De bevolking is een rad voor ogen gedraaid. De rekening van het toenmalige beleid wordt nu gepresenteerd.
Suriname heeft de hulp ingeroepen van het IMF. Het uiteindelijke doel is om de marktwerking in de economie weer op gang te brengen, om tot een reële economische ruilverhouding te komen, om reële prijzen tot stand te brengen. Staatssubsidiëring en monetaire financiering zijn in de ban gedaan. De koers- en prijsvorming die zich nu laten zien reflecteren meer de werkelijke economische verhoudingen. Die zijn nu slecht. Dat doet nu pijn, maar zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Het zou een ramp zijn voor Suriname wanneer de overeenkomst met het IMF eenzijdig zou worden opgezegd; het brengt het land aan de bedelstaf.
Tenslotte
Politici aan beide kanten van het spectrum moeten de bewustheid krijgen dat zij dienend zijn aan de bevolking die hen heeft geroepen om te leiden. Een voorbeeld is de oud-President van Uruguay José Alberto “El Pepe” Mujica Cordano (president van 2010-2015). Hij woonde, ook tijdens zijn ambtstermijn als president, en woont nog steeds in een eenvoudige boerderij en rijdt in een 20 jaar oude blauwe Volkswagen Kever zonder privéchauffeur. Geen escorte van vier of vijf luxe SUVs en bewapende beveiligers. Hij doneerde 90% van zijn maandsalaris van USD 12.000 aan liefdadigheid. Een ander voorbeeld is mevrouw Angela Merkel, van 2005-2021 bondskanselier van Duitsland. Ze woont in een flat in Berlijn, gaat zelf met haar man naar de supermarkt, heeft geen privébedienden, heeft in alle jaren dat zij bondskanselier was nooit ‘haut couture’ of ‘high fashion’ kleding gedragen, doet zelf de was en maakt met haar man zelf de flat schoon. Toen haar ooit werd gevraagd waarom zij zich niet wat meer luxe permitteerde was het antwoord: “Ik ben dienaar van het volk”. Beide voorbeelden van dienaren van het volk tonen dat het afzien van decorum niet leidt tot slecht leiderschap.
Prof. Dr. Peter Diekman RA
Hoogleraar Anton de Kom Universiteit van Suriname
31 juli 2022