Klaas Knot, de president van De Nederlandsche Bank (DNB) heeft op 1 juli 2022 zijn excuses aangeboden voor de rol die zijn financiële instelling heeft gehad bij het slavernijverleden. Dat Knot hiertoe overgaat is het resultaat van de bevindingen uit een onderzoek van de Universiteit van Leiden, naar het slavernijverleden en de rol van DNB daarin. De conclusie hieruit is dat bij de oprichting van de Nederlandsche Bank de grootste investeerders veel belangen hadden in het slavernij systeem en dat het startkapitaal voor een deel afkomstig is uit slavernij gerelateerde activiteiten. Indirect is ze ook betrokken geweest bij het faciliteren/dienstbaar zijn aan dit systeem en heeft een grote rol gehad bij het beschermen van de afschaffing van de slavernij. Hiermee is ook bijgedragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse economie.
Dr. Karwan Fatah- Black presenteerde deze onderzoeksresultaten afgelopen maandag 11 juli tijdens een lezing in de vergaderzaal van het Nationaal Archief Suriname. Dit onderzoek is zelf op aandringen van de Nederlandsche Bank gedaan om erachter te komen welk aandeel zij had in de slavernij periode. Gebleken is dat zij nogal een dikke vinger in de pap hadden bij het in standhouden van het slavernij systeem. Hun directe betrokkenheid bij het slavernijverleden was hiermee duidelijk zichtbaar en DNB heeft ook haar invloed aangewend om de afschaffing van de slavernij te vertragen. Door toedoen van de Nederlandsche Bank werden slaveneigenaren vorstelijk beloond in ruil voor de slaven die vrijkwamen. Ook het Staatstoezicht, dat ingesteld werd na de afschaffing van de slavernij, werd door DNB voorbereid evenals de contracten bij de immigranten.
Al 12 – 14 jaar doet Dr. Karwan Fatah- Black onderzoek naar de geschiedenis van Suriname en vindt het verder ook interessant om samen met Surinamers hieraan te werken. “Niet alleen naar het slavernijverleden maar ook naar alle andere delen van de geschiedenis. Dit is een prachtige kans om de nationale geschiedenis opnieuw te onderzoeken en opnieuw te vertellen”.
Paramaribo, 14 juli 2022
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN