Resumé:
Een overeenkomst die in strijd is met de wet is (van rechtwege) nietig dat wil zeggen. dat de beoogde rechtsgevolgen niet tot stand komen en een dergelijk overeenkomst rechtens niet bestaat. Sommige aankopen die door de Centrale Bank van Suriname (CBvS) zijn verricht en in de media vaker naar voren gekomen zijn, dienen in het licht van het voorgaande beoordeeld te worden.
Bankwet
In de media worden vaker vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over het aankopen van onroerende goederen door de Centrale Bank van Suriname (CBvS).
Hoewel het om een juridisch-technische materie gaat, blijkt uit de vele vragen die mij bereikt hebben, dat ook niet-juristen belangstelling hebben voor het onderwerp.
In concreto: Mag de CBvS onroerende goederen kopen en zo ja, onder welke condities?
Hiervoor moeten wij te rade gaan bij de Bankwet. Artikel 18 lid 4 van deze wet luidt als volgt:
‘Behoudens het bepaalde in het tweede lid koopt of bezit de bank geen onroerende goederen dan die welke voor de uitoefening van haar bedrijf benodigd zijn.’
Het tweede lid van artikel 18 luidt als volgt:
‘Bij executie van goederen, effecten of ander onderpand aan de Bank tot zekerheid voor de nakoming van jegens haar aangegane verplichtingen verstrekt, is zij bevoegd die goederen, effecten of dat ander onderpand, geheel of gedeeltelijk, in te kopen ter nadere te gelde making.’
Dit laatste betekent dat de bank wel bevoegd is om op een openbare verkoping (veiling) goederen in te kopen, die haar als dekking waren toevertrouwd voor bijvoorbeeld gelden die zij uitgeleend had aan derden. Maar ook in dat geval moet de CBvS, nadat zij die goederen heeft ingekocht deze doorverkopen indien zij niet benodigd zijn voor de bedrijfsuitoefening.
Uit het voorgaande volgt dat het de bank dwingend verboden is onroerende goederen te kopen die zij niet nodig heeft voor de uitoefening van haar bedrijf.
Nietigheid
Indien de bank bijvoorbeeld besluit een verlaten plantage te kopen als vorm van belegging, is een dergelijke aankoop in strijd met de Bankwet. Dit betekent dat in een dergelijk geval de overeenkomst tussen de verkoper en de bank (van rechtwege) nietig is vanwege strijd met de wet. De gesloten overeenkomst brengt de door partijen beoogde rechtsgevolgen niet tot stand, met andere woorden zij bestaat rechtens niet.
Ook al vindt er levering van het gekochte onroerend goed plaats middels overschrijving van de (notariële) akte in de M.I. Glisregisters, dan is deze overdracht niet rechtsgeldig en derhalve nietig. Als er reeds prestaties zijn verricht, bijvoorbeeld betaling van de koopsom, dan moeten deze teruggedraaid worden op grond van onverschuldigde betaling. Met een juridische term wordt gezegd dat er herstel moet plaatsvinden in de vorige toestand (restitutio in integrum).
Beoordeling volgens burgerlijk recht
Het burgerlijk recht ook civiel- of privaatrecht genoemd, is het deel van het recht dat de betrekkingen tussen de burgers onderling regelt. Maar het burgerlijk recht is ook van toepassing op de Staat als deze in het rechtsverkeer in de particuliere sfeer deelneemt bijvoorbeeld wanneer de Staat een onroerend goed aankoopt. Hierbij wordt opgemerkt dat in Suriname (anders dan bijv. Nederland) bij aankoop van onroerend goed en de overdracht hiervan, als de Staat partij is, er geen notariële akte vereist is. De Staat mag dus de akte zelf opmaken.
Terzijde wordt opgemerkt dat het de vraag is of deze bepaling niet veranderd moet worden, omdat in de praktijk gebleken is dat zij aanleiding kan geven tot onrechtmatige handelingen. De controle die bestaat voor notariële akten (bijv. vormvoorschriften) op grond van de Wet Notarisambt, is bij door de Staat opgemaakte akten niet aanwezig.
Duidelijkheidshalve wordt opgemerkt dat de CBvS krachtens artikel 2 Bankwet, een rechtspersoon sui generis (van eigen aard) is) en dus niet vereenzelvigd mag worden met de Staat.
Rechterlijke uitspraak noodzakelijk?
Volgens de beginselen van het burgerlijk recht is een overeenkomst die in strijd is met de wet van rechtswege nietig dat wil zeggen, dat de nietigheid van een dergelijke overeenkomst niet verplicht door de rechter behoeft te worden beoordeeld. De overeenkomst is dus non existent dat wil zeggen dat zij rechtens niet bestaat en dus geen enkele waarde heeft, ook al zijn er documenten aanwezig waaruit die overeenkomst blijkt.
Desondanks zal de geldigheid van een dergelijke overeenkomst veelal aan de rechter worden voorgelegd, omdat daarmee een einde gemaakt wordt aan mogelijke onzekerheden. Dit, omdat in de praktijk partijen met elkaar van mening kunnen verschillen.
De rechter kan in een dergelijk geval echter niet tot een ander oordeel komen dan de nietigheid van de overeenkomst vaststellen, dat wil zeggen hij/zij oordeelt niet over andere aspecten van die overeenkomst, omdat die rechtens niet bestaan.
De aankopen die door de CBvS zijn verricht dienen dus in het licht van het voorgaande beoordeeld te worden.
Hiervoor kan het nodig zijn dat er meer feitelijke omstandigheden onderzocht moet worden met name wat betreft het benodigd zijn voor de bedrijfsuitoefening. Indien de CBvS een belendend pand aankoopt, is het duidelijk dat het laatstgenoemde aspect wel aanwezig is.
Carlo Jadnanansing