Rechter-commissaris Siegline Wijnhard, heeft in de zaak van de gewezen vicepresident Ashwin Adhin, afgelopen vrijdag verklaard, dat de inverzekeringstelling van Adhin onrechtmatig was en gaf het bevel voor zijn onmiddellijke invrijheidstelling. Vervolgens heeft het Openbaar Ministerie (OM) hoger beroep aangetekend bij het Hof van Justitie. Volgens het OM worden Adhin en de medeverdachten Vijendra R. en Amien D., verdacht van valsheid in geschrifte, verduistering en vernieling van media-apparatuur toebehorende aan de Staat Suriname. In het betoog stelde Wijnhard, dat uit de aanwezige processen-verbaal, welke vooraf zijn gegaan aan de aanhouding en de inverzekeringstelling van de verdachte, voldoende feiten en omstandigheden zijn gebleken, welke een redelijk vermoeden van schuld opleveren tegen verdachte voor de in het bevel tot inverzekeringstelling genoemde strafbare feiten tegen de verdachte Adhin. Jurist Antoon Karg zegt desgevraagd tegenover de redactie, dat zijn interpretatie van de literatuur, meer in het bijzonder Corstens/Borgers is, dat de inverzekeringstelling niet zonder meer een daad van vervolging hoeft te zijn, maar als bezwarende maatregel noodzakelijk kan zijn geacht door de vervolgingsambtenaar. Ook zegt hij dat de rechter-commissaris vrij terughoudend is in de conclusie, laatste overweging, dat de vermeende verdenking ‘kan’ worden beschouwd als een feit gepleegd in betrekking van het ambt. “Los van de formele gronden, is hetgeen verweten wordt, schokkend. Volgens de in het verweer gehanteerde logica, moeten wij ons als Surinamers afvragen welke goederen en tegoeden allemaal bij bewindspersonen en adviseurs van de vorige regering thuis veiliger geacht werden, dan in het bezit van de overheid, waar deze thuishoorden”, aldus Karg.
Doveninstituut
Volgens de beschikking heeft Adhin in zijn hoedanigheid van vicepresident, de opdracht gegeven aan twee kantoormedewerkers op zijn kabinet om voor hem na te gaan welke media-apparatuur afgeschreven kon worden. Deze kantoormedewerkers worden gezien als de medeverdachten. Zij voerden de opdracht van Adhin uit en een van hen schreef op 8 juli 2020, de memo ‘afschrijving media equipment’. Adhin keurde dit goed en plaatste zijn handtekening onder het document. De bedoeling hiervan was volgens Adhin, om goederen te schenken aan het Doveninstituut. Adhin zou een pand aan de Nassylaan ter beschikking stellen van het instituut zou dat inrichten met afgeschreven meubilair en apparatuur. De getuige van het Doveninstituut heeft verklaard dat haar nimmer is meegedeeld dat het pand dat zij ter beschikking zou krijgen, zou worden ingericht.
Niet bevoegd
Naar aanleiding hiervan is er een Memo Afschrijving Media Equipment d.d. 8 juli 2020 opgemaakt welke door de medeverdachte Adhin akkoord is bevonden en ondertekend. Adhin zegt dat hij de inhoud hiervan slechts grammaticaal heeft getoetst. Uit onderzoek is gebleken dat de apparatuur in kwestie, anderhalf jaar voor de afschrijving is aangeschaft en dat voor de afschrijving ten aanzien van ICT-apparatuur, minimaal vijf jaar geldt en voor meubilair minimaal tien jaar. Daarnaast is gebleken dat medeverdachte niet bevoegd was de memo te schrijven en de afschrijving niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Een van de medeverdachten heeft verklaard dat hij een deel van de apparatuur bij zich had, omdat die in opdracht van Adhin aan hem was afgegeven met de bedoeling om deze tot nadere instructie bij zich te houden. Hij heeft de apparatuur gedurende vier dagen bij zich gehouden en heeft deze daarna naar Adhin gebracht, omdat hij bang was dat de politie een inval bij hem zou plegen. Hij vermoedt dat de bedoeling van het brengen van de apparatuur naar Adhin was dat hij deze zelf zou gebruiken.
Onrechtmatig in verzekering
De raadslieden van Adhin hebben aangevoerd dat hun cliënt onrechtmatig in verzekering is gesteld omdat hij onschuldig is; dat hun cliënt nimmer de intentie heeft gehad om de apparatuur bij zich te houden. Voorts dat niet kan worden bewezen dat hun cliënt de apparatuur heeft vernield; dat bij de afgifte door medeverdachte van de apparatuur bij het Kabinet van de vicepresident, er geen controle is uitgevoerd en drie maanden daarna de verdachte geen vernieling kan worden verweten. De raadslieden hebben tevens als formeel verweer aangevoerd, dat hun cliënt in staat van beschuldiging diende te worden gesteld, omdat indien mocht blijken dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan hetgeen hem wordt verweten, deze feiten zouden zijn gepleegd in zijn betrekking van politieke ambtsdrager. Adhin en de overige verdachten zijn in verzekering gesteld in het belang van het onderzoek naar strafbare feiten, waarvoor hun voorlopige hechtenis is toegelaten. Adhin werd op maandag 16 november aangehouden en in verzekering gesteld. De ex-medewerkers van het Kabinet van de Vicepresident, Ramon K., Vijendra R. en Amien D., werden op vrijdag 13 november aangehouden en in verzekering gesteld. Nog geen week later werd Ramon K. vrijgelaten.