DOODLOPEND SPOOR?

Waar ligt het eigenlijk aan dat onze opsporing erbij bepaalde halsdelicten met fataal gevolg, niet in slaagt verdachten zichtbaar te maken, laat staan aan te houden en in verzekering stellen? Heeft dat te maken met een gebrek aan goed opgeleide en ervaren rechercheurs of is het misschien zo, dat erbij de forensische opsporing niet de juiste materialen voorhanden zijn of dat de zaak van meet af aan verkeerd is aangepakt? Of is het zelfs zo, dat in bepaalde gevallen opsporingsambtenaren al in een heel vroeg stadium van het onderzoek al rap weten wie er achter een moordaanslag zit en de zaak liever laten rusten, omdat het ook voor hen fatale consequenties kan hebben? We hebben in de afgelopen decennia te maken gehad met vele moorden met voorbedachten rade waarbij er nooit een ontknoping kwam, laat staan dat er verdachten werden aangehouden en uiteindelijk na schuldig te zijn bevonden, voor langere tijd achter de tralies verdwenen. De ouderen onder ons kennen het begrip ‘blinde muur’ uit de revo tijd en begin jaren negentig, toen er moorden werden gepleegd en noch de politie noch het Openbaar Ministerie, bij machte was zaken goed te doen onderzoeken en ook zichtbaar gemaakte verdachten straffeloos bleven, omdat het levensgevaarlijk was deze aan te houden en vervolgen. We denken daarbij aan de moord op inspecteur Herman Gooding, de zware mishandeling de dood ten gevolge hebbende van mr. Eddy Bruma en vervolgens na het intreden van dit millennium, de moorden in het openbaar van de ondernemer Parbhoe, de heren Pitti en Kieboom in dezelfde omgeving, het executeren van de ondernemer Brielle voor zijn restaurant en meest recentelijk de zeventienjarige Cadisha Prika en de 49-jarige Dennis Groenveld aan het Rietbergplein. Allemaal moorden die het karakter dragen van een afrekening waarvan enkele vermoedelijk binnen een bepaald circuit gepleegd werden. Maar na deze moorden kwam ervan het onderzoek niet veel terecht, of stuitte het op een doodlopend spoor. Waarom er geen bevredigende ontknoping van deze ernstige strafwaardige delicten kwam, weet men vermoedelijk binnen de opsporing en vervolging maar al te goed en uiteindelijk bleef de zaak binnenskamers en zijn er naderhand heel wat vragen voor met name de nabestaanden onbeantwoord gebleven. Ook in het geval van Prika en Groenveld wenst men te weten, wat precies het motief is geweest voor deze dubbele moord. De politie tast volgens haar woordvoerder tot nog toe in het duister. In Nederland, waar Groenveld van afkomstig is en hij geen onbekende was bij justitie, houdt men rekening met een afrekening binnen het criminele circuit. Maar hoe komt het dat erop een dergelijke wijze wordt afgerekend binnen de grenzen van onze republiek, zonder dat de politie en de inlichtingendiensten ook maar een flinter aan informatie hadden of hebben van welke duistere elementen ons land betreden en wederom vrijelijk kunnen vertrekken? Het wordt dan ook de hoogste tijd, dat onze justitie nog veel nauwer gaat samenwerken met de justitiële autoriteiten in het buitenland en dan in het bijzonder met Nederland, want er zijn thans overduidelijke aanwijzingen, dat de grensoverschrijdende misdaad ook hier zijn invloed doet gevoelen en dat het ernstige vermoeden bestaat, dat de opdrachtgever(s) voor de drive-by shooting aan het Rietbergplein, in het buitenland moeten worden gezocht en de schutters het land al hebben verlaten. Dat onze politie en andere veiligheidstroepen sneller en efficiënter dienen te functioneren, staat buiten kijf, want blijft men op dezelfde wijze zaken aanpakken, dan zullen er meer excessen plaatsvinden en onopgelost blijven. De overheid heeft wel de taak  meer geld ter beschikking te stellen van de opsporing en vervolging en ook harder  gaan werken aan de professionalisering van de forensische units, want ook die zijn de laatste jaren ernstig achteruit gegaan door verwaarlozing en het niet in voldoende mate kunnen beschikken over zeer noodzakelijke middelen en expertise.

More
articles