De voormalige Cubaanse leider Fidel Castro is vandaag overleden. Hij was 90 jaar. Dat heeft zijn broer Raúl Castro op de Cubaanse staatstelevisie gemeld. De oud-dictator wordt vandaag al gecremeerd. De bebaarde, sigaren rokende Castro, bijgenaamd ‘El comandante’, was van 1959 tot 2006 de onbetwiste leider van Cuba. In die tijd overleefde hij zeshonderd moordaanslagen en trotseerde de tegenwerking van de Verenigde Staten, die het eiland zagen als een voorpost van de Sovjet-Unie. Door de staatsgreep van de rechtse generaal Fulgencio Batista in 1952 belandde Castro in de politiek.
Hij sloot zich aan bij een gewapende groepering die zich verzette tegen Batista, die met de VS samenwerkte. Castro presenteerde zich na de verovering van Havana in 1959 aanvankelijk als democraat. Maar executies van Batista-getrouwen, waarbij ook Che Guevara betrokken was, en de onteigening van bedrijven en banken schaadden zijn reputatie. Onder Castro’s leiding werd Cuba omgevormd tot een communistische staat. Tegenstanders duldde Castro niet. In de loop der jaren verdwenen dissidenten bij bosjes achter de tralies. Martelingen waren volgens mensenrechtenorganisaties aan de orde van de dag. Duizenden Cubanen vluchtten naar Amerika. Castro hield het handelsembargo van dat land verantwoordelijk voor de slechte economische toestand van zijn land. In 2000 ontmoette Castro Bill Clinton, die als eerste Amerikaanse president de hand van de Cubaanse leider schudde. Een verbetering van de relatie tussen beide landen kwam echter pas nadat broer Raúl Castro in 2008 de leiding had overgenomen van Fidel, die in 2006 al afstand van de macht had gedaan. Fidel kwakkelde al jaren met zijn gezondheid en was nog zelden in het openbaar te zien.