Bestuurskundige August Boldewijn is van mening dat de regering Bouterse II binnen een korte termijn al twijfelt om verder in zee te gaan met het IMF, gezien de hoge eisen die het IMF stelt. Hij zegt dat de regering niet geïnformeerd heeft bij andere landen waarom het IMF bijvoorbeeld niet heeft geholpen bij de ontwikkeling van hun land. “Ze hebben geen onderzoek gedaan, kortweg heeft de regering slecht gepland”, zegt de bestuurskundige in gesprek met De West. De regering weet dat het IMF geen rekening houdt met politieke en sociale aangelegenheden, in dat geval zouden ze volgens Boldewijn zich niet moeten verbinden aan dit financiële instituut. “Op deze manier zakt de hele maatschappij naar beneden”, meent hij.
Volgens Boldewijn maakt de regering zich niet alleen schuldig aan slechte planning, maar ook een transparant beleid ontbreekt.
“Stel dat de regering de overeenkomsten met IMF stopt en we pas een bedrag van 81 miljoen US-dollar gekregen hebben, dan zal er voor het resterende deel toch ook rente betaald moeten worden”, zegt de bestuurskundige .
Verder is Boldewijn van mening dat de regering meer toenadering zoekt bij de Islamic Development Bank (IsDB), omdat de voorwaarden die dit financieringsfonds stelt wat soepeler zijn dan van het IMF. De IsDB brengt bijvoorbeeld geen rente in rekening, terwijl het IMF een rente van 1,5% in rekening brengt. Over het bedrag dat de Staat leent van IsDB, 1.8 miljard US-dollar, zegt Boldewijn dat de uitvoeringscapaciteit van de regering erg zwak is. De bestuurskundige zegt dat driekwart van het geld alleen gaat naar infrastructuur, wat hij geen goede zaak, want buitenlandse investeerders zullen aangetrokken worden hiervoor en ze zullen ook geaccommodeerd moeten worden in Suriname. Boldewijn vraagt zich af of het bedrijven zijn die voldoende financiële middelen naar binnen kunnen brengen om zodoende de betalingsbalans van ons land weer in evenwicht te brengen. Volgens de bestuurskundige moet de regering juist ervoor zorgen dat de productie opgevoerd wordt en dat die gericht is op export, zodat we genoeg deviezen binnen krijgen. “Op deze manier kan er gewerkt worden naar een evenwichtige betalingsbalans”, besluit Boldewijn.
door Richelle Mac-Nack