Een kop in een lokaal dagblad schreeuwt: `Alcoa heeft geen poot om op te staan’. Door de waas die nog steeds hangt rond de gevoerde onderhandelingen tussen een regeringsdelegatie en een afvaardiging van de Alcoa die maanden geleden werden gevoerd, is het niet ongewoon dat velen zich afvragen of de Amerikaanse multinationale onderneming werkelijk geen poot heeft om op te staan als het aankomt op de afwikkeling van een samengaan met Suriname binnen de bauxietindustrie die zowat honderd jaar heeft geduurd. Na intensieve onderhandelingen die maanden hebben geduurd, werd er uiteindelijk een Memorandum of Understanding (MoU) met de Alcoa bereikt die in een later stadium als onbruikbaar door De Nationale Assemblee (DNA) van de tafel werd geveegd. Het MoU als voormeld zou daarna door de regering worden ingetrokken. Dat is naar verluidt niet gebeurd en delen uit de intentieverklaring zijn nog steeds in werking en daar zou de Alcoa door stroomleveringen vanuit de Brokopondo Krachtcentrale nog behoorlijk aan verdienen. Leden uit DNA vinden dat de overheid opnieuw met de Alcoa rond de tafel moet gaan zitten om te komen tot een nieuwe intentieverklaring waar Suriname en niet de Alcoa het grootste voordeel uit haalt. Alvast moet worden gesteld dat de Alcoa niet te vinden is voor nieuwe onderhandelingen en zich houdt aan de gesloten intentieverklaring. De Alcoa is, zoals nu blijkt, sterk uit de gehouden onderhandelingen gekomen, omdat ze vermoedelijk sterkere troeven in handen had en ook omdat de onderhandelingsdelegatie uit Pittsburgh van veel groter gehalte was dan de mensen die Suriname naar voren had geschoven om te onderhandelen. Alvast zijn wij van mening dat zeker één lid van de onderhandelingsdelegatie van de regering wegens zijn zeer beperkte kennis van de bauxiet- en aluinaarde-industrie nimmer in de delegatie had mogen zitten. Vanuit kringen van de Alcoa hebben wij kunnen vernemen, dat men zich vreselijk heeft gestoord aan de incompetentie van dit lid uit de delegatie om op een gedegen en professionele wijze voor ons land te kunnen onderhandelen. Velen zijn dan ook van mening dat de Amerikanen veelal hebben kunnen bereiken wat zij voor ogen hadden en dat Suriname in veel opzichten te veel heeft moeten toezeggen, omdat ze niet goed beslagen ten ijs trad. Alcoa heeft inmiddels laten weten voorlopig niet te willen praten over een nieuwe intentieverklaring, simpel vanwege het feit dat wij het zouden hebben laten liggen bij de gevoerde gesprekken die hebben geleid tot de bestaande intentieverklaring. Uit alles blijkt thans dat de overheid gewoon met de in de intentieverklaring opgenomen punten werkt en wederom het parlement een blauwtje heeft laten lopen. Men moet naar onze mening, nimmer uit het oog verliezen dat de Alcoa-bezittingen in ons land niet slechts het belang van de multinational vertegenwoordigen, maar ook die van een superpower uit het noorden. Alcoa en haar dochteronderneming Suralco L.L.C. schijnen veel meer troeven in handen te hebben dan deze regering het volk wil voorhouden. De Amerikaanse maatschappij beroept zich zeer vermoedelijk op de op schrift gestelde afspraken met Suriname die in het verleden zijn opgemaakt en wenst daar dan ook niet van af te wijken. Ondernemen wij pogingen om ons aan die afspraken te onttrekken, dan zou het ons niet verbazen als men met tal van schadeclaims komt. Schadeclaims waar wij vrijwel zeker niet aan zullen kunnen voldoen. En juist omdat er een waas hangt rond al hetgeen zich heeft voltrokken gedurende de onderhandelingen met de Alcoa, lijkt het ons niet verstandig te stellen dat de Amerikaanse multinational geen poot heeft om op te staan. Misschien is het wel omgekeerd en is Suriname in deze juist de grote verliezer. Wij zijn er tot op heden niet van overtuigd dat de Alcoa Suriname voorgoed vaarwel heeft gezegd. Indien de prijs voor aluminium op de wereldmarkt aantrekt, is het niet uitgesloten dat de Suralco L.L.C. een herstart in Suriname ondergaat.