Minister Niermala Badrising van Buitenlandse Zaken (BuZa) heeft vrijdag namens de Republiek Suriname samen met 174 andere lidstaten van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (VN), de Parijs-overeenkomst, ondertekend. De ondertekeningsceremonie vond plaats in Parijs (Frankrijk). Daarbij hebben VN-lidstaten zich gecommitteerd om activiteiten uit te voeren die ervoor moeten zorgen dat de gemiddelde temperatuur op aarde niet boven 2 graden Celsius zal stijgen en het liefst beneden 1.5 graden blijft. Voorts hebben de ontwikkelde landen zich gecommitteerd om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de uitvoering van de overeenkomst met financiële middelen, technologie en capaciteitsversterking.
De Surinaamse spreekbeurt werd afgesloten met een oproep aan de wereldgemeenschap om haast te maken met het nakomen van de gemaakte afspraken zodat de wereldgemeenschap een veiliger, gezonder en rijkere wereld kan nalaten aan de komende generaties.
VN-secretaris generaal, Ban Ki-Moon, was aldus BuZa in een persbericht, verheugd met dit evenement en memoreerde dat klimaatverandering vanaf zijn eerste dag in functie topprioriteit is. Hij sprak verder van een historische dag, aangezien het voor het eerst in de geschiedenis is dat een verdrag door zoveel landen op dezelfde dag is getekend. Tevens deed hij een beroep op de lidstaten om met dezelfde tred het verdrag te ratificeren zodat het snel in werking kan treden. Vervolgens betoogde hij voor een carbonvrije economie en voor hulp aan ontwikkelingslanden deze transitie te maken. Tenslotte deed hij een oproep om de armen niet te laten lijden onder problemen die zij niet gecreëerd hebben.
President François Hollande van Frankrijk stond stil bij de getoonde solidariteit en het partnerschap door wereldleiders om te geraken tot het akkoord. Hij benadrukte dat niet alleen overheden, maar dat alle actoren samen moeten werken om klimaatverandering aan te pakken. De minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten van Amerika, John Kerry, deed een oproep aan de private sector om hun verantwoordelijkheid te nemen in de strijd tegen klimaatverandering.
In haar spreekbeurt bij deze gelegenheid heeft minister Badrising de traditie en het historisch respect van Suriname voor de natuur voor het voetlicht geplaatst. Het is vanwege dit respect en de traditie dat het voor Suriname een logische stap was om tot het Klimaatverdrag toe te treden. Voorts heeft het land ecosystemen beschermd en natuurbeschermingsgebieden ingesteld die tezamen ongeveer 13% van het landoppervlak beslaan.
Verder gaf de bewindsvrouw aan dat Suriname trots is op het feit dat het land carbon negatief is. Dit wil zeggen dat onze uitstoot van koolstoffen minder is dan de hoeveelheid die wij uit de lucht opnemen. Hiervoor zorgen onze bossen die 94% van ons landoppervlak beslaan. Zij bevestigde de committering van de Surinaamse regering om deze bossen en onze cultuur te behouden voor toekomstige generaties. Hiertoe geeft de regering invulling aan het bosbeleid, in welk kader een REDD+ Readiness programma wordt uitgevoerd.
Badrising stelde vast dat de middelen waarover Suriname beschikt niet toereikend zijn om deze doelen te bereiken. In verband daarmede is het land in december 2015 toegetreden tot het Green Climate Fund. In het kader van het Klimaatverdrag en de Parijs-overeenkomst is overeengekomen dat dit fonds vanaf het jaar 2020 een bedrag van USD 100 miljard jaarlijks dient te besteden aan klimaatprojecten ten behoeve van ontwikkelingslanden.
De BuZa-minister gaf aan de internationale gemeenschap te kennen heeft gegeven dat een zeespiegelstijging desastreuze gevolgen kan hebben voor landen als Suriname met een laag liggend kustgebied. Met name zal het merendeel van de landbouwgebieden, economische en sociale infrastructuur en leefgemeenschappen in deze gebieden worden getroffen. In dit kader werd een oproep gedaan om mogelijkheden binnen de klimaatfondsen te scheppen, waardoor middelen beschikbaar komen voor deze landen ten behoeve van de uitvoering van projecten voor adaptatie, mitigatie, compensatie voor opgelopen schade, technologie, voedselproductie en voedselveiligheid.