Het besluit tot stopzetting van schelpafgravingen aan de kust bij Braamspunt is milieutechnisch verdedigbaar. In een land waar grote delen van de kust door natuurgeweld worden weggeslagen en naar de diepere zee worden afgevoerd, ( Weg naar Zee, Coronie) is het bijna een misdaad om toestemming te verlenen aan ondernemers om in delen waar de afslag niet plaatsvindt materiaal te laten afvoeren voor verkoop. Aan de andere kant hebben de ondernemers lopende bedrijven met personeel en met financiële kredietverplichtingen. Een abrupte stopzetting slaat een gat in de bedrijfsvoering, en dan niet slechts financieel en qua personeel. De sectoren waar dit materiaal in gebruikt wordt, krijgen een stilstand met mogelijk nog grotere personele en financiële gevolgen, door bijvoorbeeld stopzetting van bouwwerken, dus ook die van de Overheid. Een geleidelijke afbouw in de orde van enkele weken of nog minder maanden ,waarbij er ook naar alternatieven wordt gekeken voor zowel de materialen als de constructietechnieken, zou voor het land als geheel een optimale oplossing zijn. Natuurlijk zullen de ondernemers “naar goed Koopmans gebruik” de periode zo lang als mogelijk willen rekken, o.a. met semi-emotionele verhalen over de teloorgang van hun bedrijf of van hun toeleveringsprojecten, maar een coördinatie en begeleiding door de Overheid, zowel technisch, geotechniek als milieutechnisch zal de deze periode tot een optimaal minimum moeten beperken. Het zoeken naar alternatieven zal ook snel op gang moeten komen. De afgraving bij Braamspunt gebeurt nabij, net boven of net onder het zeewaterniveau. De kustlijn die in optimale toestand boven het zeeniveau hoort te zijn wordt dus bij Braamspunt verlaagd. De Henck Arronstraat is op bepaalde plaatsen tussen het Presidentieel Paleis en de Letitia Vriesdelaan meer dan drie meters boven rivierniveau, vanwege de natuurlijke aan een kitting van de daar voorkomende schelprits in eeuwen tot een massieve schelpbank, en het zou enkele eeuwen kosten om deze straat onder water te zien gaan. De wegen met een zand of kleibasis in Paramaribo Noord, zijn daarentegen bij een hoge vloedstand of bij regenbuien vaker slechts watervrij, bij goede werking van sluizen en gemalen. In de zuidelijke richtingen van achtereenvolgens Latour, Houttuin, Domburg, Lelydorp, Onverwacht, Republiek, Zanderij, Kraka, en Klaaskreek wordt de grond steeds hoger. De top van de berg te Berg en Dal is net onder de 100 meter boven zeeniveau. Afgraven in savannegebieden gelegen aan de voet van de bergen zal minder gevolgen hebben voor de hoogteligging, omdat de savannes vanaf Zanderij en Powakka meestal vanaf 25 meters, en vaak meer dan 30 meters boven het zeeniveau voorkomen. Aangezien de geldende mijnwet ook voor die gebieden de maximale graafdiepte bepaalde op drie meters, kan er binnen de savanne nooit dichtbij of zelfs onder het zeeniveau gegraven worden. Het kan van belang zijn om hier aan te geven dat de locatie White Beach evenwijdig aan km 27 van de Afobakaweg, geen natuurlijk wit zand heeft, maar met materiaal, dat vanuit de omgeving van Carolina getransporteerd werd, is aangelegd. Dit is van een 20 km zuidelijker gelegen locatie evenwijdig aan km 48 van de Afobakaweg. De witte savannezanden kunnen de schelpzanden bij veel toepassingen vervangen, maar niet bij alle. De witte zanden zijn ook verder gelegen, en niet dichterbij dan 44 kilometers uit Paramaribo centrum. Vrijwel alle winbare locaties zijn niet gelegen aan rivieren, dus wieltransport of wiel en water transport zal nodig zijn. De zanden zijn wel fijner maar in veel opzichten resistenter, waarbij het kwarts van de savannen een hardheid haalt van 7 (zeven) op de internationale hardheidsschaal, terwijl kalk van schelpzand nooit verder komt dan hardheid 4.Savannezand heeft echter vaak wortels en ander plantaardige vervuiling maar met wassen, dat reeds door 2 grote bedrijven gedaan werd, kan hieruit een goed materiaal worden verkregen. Zeeschelpen van Braamspunt hebben helaas ook zeezout, wat enkele toepassingen beperkt. Savanne-zand is beperkt vruchtbaar, dus beperkt toepasbaar in de landbouw. Beide materialen hebben hun voordelen en nadelen ,maar omdat de afgraving van het ene materiaal schadelijk is vooronze kust, verdient het aanbeveling om geleidelijk, maar wel optimaal snel, over te schakelen. Savannezand komt voor Paramaribo het dichtstbij voor in Para, Zanderij en Powaka. De boedel en grondenrechten problematiek kunnen belemmerende factoren zijn, maar er zijn gebieden die net buiten de aan rivieren en kreken gelegen plantages vallen. Verder kunnen bij goed overleg ook de Para plantages betrokken worden, omdat een concessie niet inhoudt dat het gebied wordt afgestaan, maar dat het recht wordt verleend om in een beperkte periode tot een beperkte diepte van tot nu toe drie meters zand af te graven, met in specifieke ge-vallen medewerking van de plantages. De stopzetting van afgraving van schelpzand in een land alwaar elders op grote schaal landafslag plaatsvindt is correct. Werken aan een alternatief past in elke beschaafde maatschappij. Inachtneming van de belangen van de kwaliteit van de drinkwatervoorziening vanuit deze gebieden zal ook deel moeten uitmaken van het pakket van controlemaatregelen op de nieuwe ondernemers . In 2012 is er zand vanuit Houttuin in Wanica in de laaggelegen Surinaamse kustvlakte getransporteerd naar Powakka, gelegen in de duidelijk hogere savannegordel aan de voet van het Bergland van Guiana. Dat gebeurde voor het ceremoniële startsein van de aanleg van een weg van Powakka naar Zanderij. Er is daarbij 200 meter weg ontbost ,maar de weg is nooit aangelegd. De prachtige hoop van duizenden kubieke meters bruingeel zand in de spierwitte savanne staat er tot heden. De Overheid heeft eveneens in 2012 van alle concessionarissen in die regio een zone van 100 meter breedte langs de wegen teruggevorderd voor de aanleg van een toekomstige highway naar Brazilie, waarbij de huidige weg de westelijke rijbaan zou worden, voor een baan voor normaal langzaam verkeer, voor een fiets/bromfietspad, voor telefoonkabels, waterleiding, en voor de afwatering. De zone is nu reeds vrij en kan na de standaardformaliseringen door de minister van Natuurlijke Hulpbronnen onder streng toezicht door ondernemers in landsbelang ontbost en geëgaliseerd worden, met afvoer van de hoger gelegen delen voor inzet bij bouwwerken in het kustgebied. Transport vanuit deze savannegordel van minimaal 20 km breedte noord-zuid zou een serieuze oplossing kunnen zijn, indien gereguleerd door de Overheid en niet overgelaten wordt aan ondernemers met een eigen interpretatie van “naar goed koopmansgebruik”. Als N.V. Dalian, N.V.Haukes en N.V. Kuldipsing in staat waren om, na uitputting van hun bekende natuurlijke bouwmaterialen, uit combinaties van bekende maar beperkt geschikte materialen nieuwe wel bruikbare bouwmaterialen te produceren voor beton, asfalt en algemene wegenbouw, zullen Mahinder, Paimin en Ronald daar ook aan moeten gaan werken.
INGEZONDEN
Drs. Eddy Monsels