De kans is groot dat het afgraven van schelpen en schelpzand voorgoed verbannen zal worden. Deze maatregelen zijn volgens het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen (NH) dringend noodzakelijk voor de structurele bescherming van de Surinaamse kust tegen de invloeden van de klimaatsveranderingen. NH-minister Regilio Dodson had gisteren een onderhoud met concessiehouders van schelpzand en schelpen, met wie het ministerie, dat verantwoordelijk is voor de uitgifte van schelpzand- en schelpconcessies, enkele op handen zijnde maatregelen wenste te bespreken. In het kader van een uitgebreid en zes maanden durend onderzoek zal het afgraven van schelpen en schelpzand langs de gehele kust, bij Braamspunt en in de totale kustvlakte, verboden zijn. Daarnaast is de kans zeer groot dat het afgraven van schelpen en schelpzand voorgoed verbannen zal worden. De streefdatum voor het stopzetten van schelpen en schelpzandafgravingen is door de minister gesteld op 1 december 2015. Tijdens het onderzoek dat in samenwerking met het WWF uitgevoerd zal worden, zal het effect van de Guyanastroom op onze kust worden nagegaan en de mogelijke effecten van menselijk handelen hierop. Hierbij zal ook de rehabilitatie van de aangetaste gebieden bekeken worden. Deze aangekondigde maatregelen zijn dringend noodzakelijk ter bescherming van onze kust voor de invloeden van de klimaatsveranderingen. De resultaten van de studie zullen worden meegenomen in de Wet Kustbescherming welke op korte termijn in behandeling zal worden genomen in het parlement. NH zegt te beseffen dat het noodzakelijk verbieden van het afgraven van schelpen en schelpzand gevolgen zal hebben voor de wegenbouw en constructiesector, maar is zich ervan bewust dat er genoeg alternatieven zijn waarop deze sectoren een beroep kunnen doen. Echter is het ministerie zich er ook van bewust dat er bedrijfseconomische belangen zijn die niet uit het oog verloren kunnen worden. Na een zeer vruchtbare discussie hebben de concessiehouders aangegeven de noodzaak van de studie in te zien en te willen meewerken aan het onderzoek. Zij maakten zich echter zorgen over de impact op hun ondernemingen, in het kader daarvan vroegen zij tevens om een uitstel van de streefdatum voor stopzetting naar 1 januari 2016. Met de concessiehouders is afgesproken dat ze zich vertegenwoordigen in een werkgroep en samen met het ministerie nagaan welke alternatieven gevonden kunnen worden om de bedrijven en banen binnen de mijn/bouwmaterialen winningssector te behouden. De bewindsman heeft aan de concessionarisen benadrukt dat langer wachten geen optie is, maar dat er samen opgetrokken moet worden om alternatieven te zoeken. Afgesproken is om op vrijdag 27 november aanstaande wederom bijeen te komen om zaken verder uit te werken. De minister zei dat het belang van de Surinaamse samenleving prioriteit geniet, maar ook begrip te hebben voor het belang van de ondernemer. Bij het gesprek met de bewindsman waren er ook vertegenwoordigers van het ministerie van Ruimtelijke Ordening Grond- en Bosbeheer (ROGB), de vaste commissie van DNA voor kustbescherming, diverse werkarmen van het ministerie van NH, de Anton de Kom Universiteit van Suriname en het World Wildlife Fund (WWF) vertegenwoordigd. Tijdens het onderhoud werd benadrukt dat de afgravingen langs de kust en de monding van de Surinamerivier, alsmede de afgravingen van schelpzand op land de klimatologische en ecologische balans van zowel flora als fauna in deze gebieden in gevaar brengen. De Surinaamse kust wordt voornamelijk op natuurlijke wijze beschermd door de schelpritsen die zich daar bevinden. Door het weghalen van deze barrière wordt de samenstelling van het kust- en riviergebied verzwakt. Dit heeft tot gevolg dat de natuurlijke zeewering tegen de stijgende zeespiegel wordt onderbroken wat nu al van destructieve aard is voor enkele districten zoals Coronie, Commewijne en Saramacca.