Paramaribo, 12 mei 2015
Naar aanleiding van recente berichtgeving via verschillende media acht ik het nodig om enkele vragen te stellen aan de President. Het betreft namelijk nieuws dat duidt op vermeende corruptie, vriendjespolitiek, favoritisme en onbehoorlijk bestuur.
De berichten betreffen de minister van onderwijs, de heer A. Adhin. Naar verluidt is via de achterkamertjes besloten een broer van de minister te benoemen tot directeur van een dochterbedrijf van SAIL. Dit zonder een transparante procedure en zonder dat duidelijk is over welke kwalificaties het familielid precies beschikt om het bedrijf te leiden. De zittende directeur die al meer dan 16 jaar aan het bedrijf is verbonden, is zonder enige aankondiging vooraf, gewoon aan de kant gezet en wordt ontslagen. Precies twee weken voor de verkiezingen. Verder blijkt uit de berichtgevingen dat de familie van de minister concessies heeft verkregen, met een totale grootte van ongeveer 11.500 ha, voor het uitoefenen van mijnbouwactiviteiten en dat deze concessies binnen zeer korte tijd weer doorverkocht zijn. Naar verluidt naar een goede kennis van de minister, die ook bij hem op het ministerie werkt. In het onderhavig geval gaat het om twee concessies. Eén voor het ontginnen van steenslag en de andere voor het mijnen van goud. De minister beweert hier niets van te weten. Beste president voorop dient gesteld te worden dat elke Surinamer het recht heeft een concessie aan te vragen voor dergelijke doeleinden. Maar wanneer handel wordt gedreven met concessies van zo’n enorme oppervlakte door familieleden van een lid van de Regering, kan niet anders geconcludeerd worden dan dat hier meer achter steekt.
In het verleden is onze gemeenschap al vaker geconfronteerd geworden met vreemde uitgiften van concessies aan mensen uit de kringen rondom de president. Denk maar aan de uitgifte van een concessie van 86.000 ha aan ex-onderminister M. Gopi (2012). Of het uitgeven van de Waterkant aan de onderneming NV Cactus aan ondernemer Guno Chin a Sen (2015). Dit zijn maar enkele zaken die op zijn zachtst uitgedrukt vraagtekens oproepen. Parlementaire vragen en brieven aan u beste president zijn nooit door u beantwoord. Overduidelijk is hier sprake van een ongehoorde voorkeursbehandeling voor directe familieleden van een lid van de regering. Dergelijke activiteiten horen niet thuis binnen een zichzelf serieus nemend kabinet dat zoveel verlangt van de bewoners van Suriname maar zich kennelijk een status aanmeet van onaantastbaarheid en zichzelf daarmee boven de wet en regelgeving plaatst. Hoelang beste president bent u van plan om het volk van Suriname zand in de ogen te strooien? Zijn dit de praktijken die u graag in een volgende regeerperiode van vijf jaar wilt voortzetten? Ik mag hopen dat de kiezers van Suriname nu eindelijk duidelijk mag worden waar deze regering zich vooral voor inzet, namelijk: voor zichzelf! Gaarne zou ik van u beste president willen weten of u op de hoogte bent van de levendige handel in concessies door hooggeplaatste leden van uw kabinet en hun familie. Want in een democratische rechtsstaat zijn dit zaken die absoluut niet door de beugel kunnen. Dus rijst bij mij de tweede vraag. President, was u zelf op enige wijze betrokken bij deze deal in genoemde concessies?
Hoogachtend,
Ch. Santokhi
Coördinator V7