De politie van Nickerie heeft op zaterdag 11 april de Liberiaan Gray U. aangehouden in een pension in het district Nickerie. De politie ging op onderzoek uit na informatie, dat Gray en een andere man op zoek waren naar klanten die ruw goud wilden kopen, en dat het tweetal over een hoeveelheid vals geld beschikte.
Bij nader onderzoek in de kamer van Gray, heeft de politie duizenden stukjes papier aangetroffen ter grote van een muntbiljet. Het papier rook sterk naar een voor de politie onbekende stof. Er zijn ook twee flessen met een voor de politie vooralsnog onbekende vloeistof in de kamer aangetroffen. De politie vermoedt dat het uitgesneden papier gebruikt zou worden om valse muntbiljetten te produceren. De politie heeft beslag gelegd op al deze producten.
Gray verklaarde tegenover de politie dat het papier en de flessen met vloeistof niet van hem waren, maar van zijn kamergenoot genaamd Doo. Toen de politie vroeg waar zij Doo konden vinden, zei de verdachte dat die naar Gu-yana was vertrokken. Gray had bij zijn arrestatie een Liberiaanse identiteitskaart en een vervallen Liberiaans paspoort bij zich. Hij verklaarde verder dat hij uit zijn land is gevlucht vanwege een oorlog die daar gaande is. Bij aankomst in Suriname, zou hij zich naar eigen zeggen hebben gewend tot het kantoor van de Verenigde Naties (VN), waarna hij de status van vluchteling zou hebben verkregen. Toen de politie op onderzoek uitging, bleek dat Gray daarover had gelogen. Hij zou volgens de PR-afdeling van het Korps Politie Suriname, nimmer contact hebben gemaakt met het VN-kantoor in Suriname.
Ondertussen is de politie erachter gekomen Gray in 2010 reeds uitgezet was door de Vreemdelingenpolitie. Hij moest toen terug naar Frans-Guyana, aangezien hij vanuit dat land illegaal Suriname was binnengekomen. Gray is hangende het onderzoek in verzekering gesteld op grond van artikel 265 van het Surinaams Wetboek van Strafrecht. Dit artikel luidt als volgt:
Hij die stoffen of voorwerpen vervaardigt of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het na-maken,vervalsen of in waarde verminderen van muntspeciën of het namaken of vervalsen van munt- of bankbiljetten, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. De rechter mag de veroordeelde in plaats van een gevangenisstraf ook een geldboete opleggen.