Krijgsraad stelt vonnis Bouterse openbaar

De Krijgsraad heeft het 116 pagina’s tellende vonnis tegen Desiré Bouterse, hoofdverdachte in de 8 Decembermoorden, openbaar gesteld voor het publiek. De Krijgs-raad heeft op 29 november uitspraak ge-daan in deze zaak die jaren duurde. In het strafdossier bevinden zich diverse verklaringen van getuigen, waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij het oppakken van de slachtoffers en het doodschieten van de slachtoffers blijkt. Van die getuigen, zijnde burgers, politieagenten en militairen, is een groot deel door de politie en militaire politie gehoord.
Ten aanzien van de verklaringen van getuigen, heeft de Krijgsraad in het geheel geen reden te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die verklaringen. De Krijgs-raad heeft uitgaande van feiten en omstandigheden, gemeend dat Bouterse samen met Horb en Bhagwandas hebben gehandeld als een (drie-)eenheid. “Bouterse wenste de militaire macht niet aan de burgerregering over te dragen en heeft het plan beraamd de slachtoffers die hiertegen opkwamen, te bestempelen als te zijn coupplegers.
In dat licht heeft hij de slachtoffers doen arresteren en doen overbrengen naar het Fort Zeelandia, zijnde de plaats alwaar hij woonde en alwaar hij tevens kantoor hield. Vervolgens heeft de verdachte deze vijftien slachtoffers, die in hun diepe nachtrust gewelddadig werden gestoord en weerloos waren, onder het mom van op de vlucht te zijn geslagen, doodgeschoten c.q. doen doodschieten c.q. om het leven gebracht c.q. doen brengen”, staat in het vonnis. Hoewel Bouterse zich middels zijn raadsman I. D. Kanhai, op de inhoud van het monthly annual report van de CIA als bewijs dat de slachtoffers het wettig gezag omver wilden werpen, heeft beroept, kan dit document niet als bewijsmiddel in de zin van het Wetboek van Strafvordering worden gebezigd. “Dit, omdat de in-houd daarvan niet kan worden getoetst en er geen ander ondersteunend bewijs is om de inhoud ervan te staven.” De Krijgsraad is tot de conclusie gekomen, dat Bouterse een cruciale rol heeft gespeeld bij de voorbereiding om de slachtoffers van het leven te beroven, dat Bouterse in een positie verkeerde om te voorkomen dat de latere slachtoffers werden doodgeschoten, maar geen besluiten daartoe heeft genomen.
Verder wordt gesteld dat Bouterse vanwege zijn machtige positie toentertijd, ook kort na de gebeurtenis de bevoegdheid, alle middelen en diensten om de handelingen te plegen en zelf op te treden had. Hij had dus ook de bevoegdheid om degenen die toen in het Fort Zeelandia aanwezig waren ter verantwoording op te roepen, een onderzoek naar het doodschieten op de slachtoffers te doen instellen en maatregelen tegen de verantwoordelijken voor het doodschieten te treffen, doch heeft hij dit, zoals uit de diverse verklaringen van getuigen blijkt, nagelaten.
Bouterse heeft wel verklaard de politieke verantwoordelijkheid voor het doodschieten op de slachtoffers te willen dragen, doch is dit niet uit zijn handelingen gebleken.

More
articles