De Vereniging van Economisten in Suriname (VES) stelt in de december-editie van haar blad INZICHT, dat een belangrijke monetaire doelstelling van de OMO’s de aanpassing van de rentestand was, om zo de inflatie te bestrijden en de wisselkoersdepreciatie. ‘Rente is de prijs van geld en de Centrale Bank van Suriname (CBvS) tracht deze te beïnvloeden via aanpassing van de geldhoeveelheid. Monetaire verkrapping leidt normaliter tot een proces van algehele verhoging van de rentestand waardoor economische subjecten hun gedrag veranderen en wel zodanig dat monetaire en uiteindelijk economische stabiliteit wordt bereikt’, aldus de VES. Volgens de VES heeft dit zogenaamde rente- of monetair transmissiemechanisme bij de OMO’s niet plaatsgevonden, waardoor de effectiviteit van de operatie negatief is beïnvloed. ‘De impact van de OMO’s op de algehele rentestand is vrijwel afwezig geweest waardoor de gewenste gedragseffecten niet hebben plaatsgevonden en vluchten in vreemde valuta vrijwel de enige optie was om te hedgen (beschermen) tegen de inflatie’, aldus de VES.
De VES stelt dat het Presidentieel Team ingesteld voor de evaluatie van de Open Markt Operaties (OMO’s), moet nagaan hoe succesvol de OMO-operaties zijn geweest tot nu toe en voorstellen doen ter beteugeling van de wisselkoers voor de vreemde valuta. ‘Het Presidentieel Team bestond uit de heren Stanley Raghoebarsing, Jim Bousaid en Glenn Gersie. Eind december 2022 presenteerde het Team zijn rapport ‘Beschouwing Open Markt Operaties’ aan de president. Dit rapport is niet gedeeld met de samenleving.’
De VES is van mening dat er diverse oorzaken zijn waardoor het rentetransmissiemechanisme niet goed uit de verf kwam. Zo vond er door de onderontwikkelde financiële markten in Suriname, geen effectieve rentetransmissie plaats, zoals in meer ontwikkelde financiële markten met een geordende rentestructuur. ‘Dit was altijd een zorgpunt bij de discussies over de invoering van de open markt politiek in Suriname. Verschillende deskundigen hebben hierop reeds gewezen. Ook in de wetenschappelijke literatuur is beargumenteerd dat marktconforme monetaire instrumenten slechts gebrekkig werken in landen met onderontwikkelde financiële markten. Bovendien is de introductie van een nieuw monetair raamwerk in een tijd van economische crisis erg riskant. Dat kan het beste in een situatie van rust en stabiliteit. Het is dus wenselijk om na te gaan welke alternatieven er aanwezig zijn’, stelt de VES.
Het is de VES ook opgevallen dat de banken hun machtspositie zodanig gebruiken dat de debet-en creditrentes onveranderd bleven. ‘De CBvS greep nauwelijks in.’
Een prijs is volgens de vereniging een informatiedrager en rente is de prijs van geld. ‘Voor het monetaire beleid zijn de beleidsrentes van belang. Deze waren onduidelijk en verwarrend en gaven daarom niet de juiste gedragsincentives aan het publiek.’ Zo varieerden bijvoorbeeld de SRD-creditrentes van 7 procent (spaarrente banken) tot circa 85 procent (OMO-rente). Debetrentes voor SRD-kredieten bij banken lagen tussen de 11 procent (corporate super prime) en 30 procent (consumentenkredieten).
Het is volgens de VES wenselijk de rentestructuur aan te passen, zodat de juiste incentives worden gegeven. ‘De CBvS dient met haar monetair beleidsinstrumentarium daarin de leiding te nemen. In het verleden en wel in de periode 2000-2005, toen ook een monetaire saneringsoperatie moest worden uitgevoerd, is gekozen voor een andere aanpak. Toen werd het kasreserve-instrument effectief ingezet middels periodieke verhogingen van de SRD-kasreservepercentages, terwijl ook de costs of funds stegen, waardoor ook de debetrente omhoog ging en de kredietverlening werd afgeremd. Het rente- en monetair transmissiemechanisme werkte goed, waardoor de economie zich in de richting van monetaire en economische stabilisatie bewoog. Dit werd ondersteund door een succesvol begrotingsbeleid en gunstige ontwikkelingen op voor Suriname relevante exportmarkten’, aldus de VES.
‘Met inzet van het kasreserve-instrument vond er een iteratiefproces plaats op zoek naar de nieuwe evenwichtsrente. Deze werd gevonden bij het hoogste depositotarief van circa 35 procent per jaar bij een leenrente van ruim 41 procent per jaar. Dit terwijl de inflatie zich op een veel hoger niveau bevond. Het blijkt dus dat de evenwichtsrente best onder het inflatieniveau kan liggen vanwege het in Suriname en in de regio wijdverbreide fenomeen van geldillusie (money illusion). Dit slaat op de neiging van mensen om over geld in nominale en dus niet in reële termen, te denken en te calculeren.’
“Overigens is de rente nu in de meeste westerse landen onder het inflatieniveau, dus in reële zin negatief. En centrale banken hebben geen haast met het verhogen van de basisrente naar een positieve reële rente veelal uit angst om een recessie aan te wakkeren. En het IMF heeft geen kritiek op dit beleid. De kennelijke eis van het IMF aan Suriname -hoewel theoretisch correct -van positieve reële rentes was te zwaar en hield absoluut geen rekening met geldillusie (money illusion). Hierdoor werd de OMO-rente onnodig hoog opgestuwd en dus ook de rentekosten voor de CBvS”.