Verklaring NDP inzake Hoefdraad is ongefundeerde conclusie

Het verzoek van de procureur-generaal Roy Baidjnath Panday om minister Gillmore Hoefdraad van Financiën in staat van beschuldiging te stellen, is gisteren afgewezen door de NDP-fractie. Hoefdraad is gisteren gehoord door de Assemblee-commissie en kort daarna, heeft de NDP-fractie een verklaring uitgegeven aan de media. “De fractie van de Nationale Assemblee, kiest ervoor de media op te zoeken, om daar te stellen, dat het belang van strafvordering, afgewogen tegen het algemeen belang, haar ertoe leidt het verzoek tot in staat van beschuldiging stellen af te wijzen. Daarbij, doet zij op meerdere wijzen artikel 5 Wet in staat van Beschuldiging stelling politieke ambtsdragers geweld aan”, zegt advocaat Antoon Karg tegenover De West. Verder zegt hij, dat de fractie zich beroept op vermeende onvolkomenheden, zonder die benoemen en daarnaast, op onjuistheden. “Hierdoor geeft zij blijk van beoordeling van de gegrondheid van het aanmerken als verdachte, wat voorgaand artikel expliciet uitsluit van de beoordelingsruimte van de Assemblee en van de fractie, als onderdeel. Haar motivering schiet tekort.  Het 138 pagina’s en grofweg twintigtal bijlagen tellend dossier, is volgens de fractie verder afgedaan als een korte feitelijke omschrijving van het misdrijf of de misdrijven. Dit is niet alleen een ongefundeerde conclusie, het is een onjuiste maatstaf”, zegt Karg.

In de verklaring van de NDP- fractie wordt gesteld, dat de PG uiterst onvolledige, eenzijdige en bevooroordeelde onderbouwing heeft gegeven aan zijn vordering om de minister in staat van beschuldiging te stellen.  Volgens de verklaring van de NDP-fractie hebben zij Conform Art. 140 van de Grondwet de belangen van strafvordering ten aanzien van ambtsdragers afgewogen tegen het algemeen belang en heeft de fractie besloten het verzoek van de Procureur Generaal (bij het Hof van Justitie de heer mr. R. Baidjnath Panday de dato 23 april 2020 strekkende tot het in staat van beschuldiging stellen van de heer Hoefdraad, Gillmore André, zijnde minister van Financiën overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 lid 1 e.v. van de Wet in Staat Van Beschuldigingstelling en Vervolging Politieke Ambtsdragers) af te wijzen.

Karg zegt, dat artikel 140 van de Grondwet, bepaalt, onder meer: “Politieke ambtsdragers staan wegens misdrijven, in die betrekking gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor het Hof van Justitie. De vervolging wordt ingesteld door de procureur-generaal, nadat de betrokkene door De Nationale Assemblée in staat van beschuldiging is gesteld, op een nader bij wet te bepalen wijze.  Vervolgens bepaalt artikel 5 van de Wet in Staat van Beschuldiging stelling politieke ambtsdragers, dat De Nationale Assemblée treedt niet in de beoordeling van de gegrondheid van het aanmerken van de betreffende politieke ambtsdrager of gewezen politieke ambtsdrager als verdachte in de zin van artikel 19 van het Wetboek van Strafvordering, doch beoordeelt uitsluitend of zijn of haar vervolging in politiek bestuurlijk opzicht in het algemeen belang moet worden geacht”, zegt de advocaat.

Tot slot zegt de jurist, dat de fractie verder heeft gewezen op niet geheel juiste beschrijvingen in het dossier, maar het onderzoek van de Nationale Assemblee, heeft zich tot nu toe beperkt tot het horen van de verdachte ambtsdrager. “De fractie baseert zich dus op het woord van de verdachte van corruptie, verduistering en vervalsing en oplichting politieke ambtsdrager. Opmerkelijkst is, dat de fractie generlei wijze overtuigd is van de onschuld van de minister, nu zij spreekt over misdrijven, in plaats van verdenkingen, delicten of het ten laste gelegde, en het belang van strafvordering tegenover dat van het algemeen belang, in plaats van de voorgeschreven afweging van het algemeen belang. Er lijkt meer dan een gerede overtuiging aanwezig bij de fractie, dat de verdachte zich aan de misdrijven schuldig gemaakt heeft, maar tegen iedere prijs verder politiek beschermd moet worden. Dit is consistent met de attitude die leidde tot het eerder straffeloos houden van dezelfde verdachte, door wetswijzigingen ten nadele van bescherming van het algemeen belang”, stelt Karg.

More
articles