Onderwijs in moedertaal levert betere schoolprestaties op

Uit verschillende onderzoeken in diverse landen over meertalig onderwijs, is gebleken dat kinderen meer kans maken om beter te presteren op school als ze de ruimte krijgen om in de klas in hun eigen taal te leren. De onderzoeksresultaten zijn vervat in het boek: Meertaligheid en onderwijs, geredigeerd door Orhan Agirdag en Ellen-Rose Kambel van de Rutu Foundation.
Het boek verzamelt onderzoeken van verschillende auteurs en laat leerkrachten, ouders en beleidsmakers zien dat kinderen slechter presteren wanneer ze verboden wordt hun eigen taal te spreken op school. Daarnaast is dit ook niet goed voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind, dat het gevoel kan hebben dat hij niet thuishoort op school, wat weer invloed zal hebben op de schoolprestaties.
Volgens Kambel worden over de hele wereld kinderen verboden hun eigen taal te spreken op school. Dit terwijl het bewezen is dat kinderen meer kunnen leren in een taal die zij begrijpen. Echter betekent dat niet dat alle lesstof in deze taal hoeft. In Suriname is het onderwijs en het vervolgonderwijs gericht op het Nederlands, waardoor het Nederlands niet afgeschaft kan worden. Bij tweetalig onderwijs wordt besloten kinderen in beide talen op te leiden tot het einde van de school.
In Frans-Guyana worden nu naast tweetalige klassen in Frans/Creool, ook tweetalige lessen in de inheemse talen geïntroduceerd. Kinderen in het inheemse dorp aan de overkant van Galibi, worden vanaf de eerste groep zo lang mogelijk zowel in Frans als in het Kalina onderwezen.
Dit model wordt allang in vele andere landen toegepast. In steden waar de taaldiversiteit heel groot is, wordt het model van moedertaal docenten van Frans-Guyana toegepast, waarbij kinderen een uur per dag les volgen bij hun moedertaal docent die de les uitlegt in hun eigen taal.
Het onderzoek in Suriname begon in 2008 met een onderwijsfestival in Marowijne. Kinderen hebben tijdens dit festival behalve taalles, ook les gekregen van hun grootouders over verschillende traditionele activiteiten.
Kambel vertelt dat een tweetalig rekenboek is uitgegeven in het Nederlands, Lokono, Kalina en het Saramaccaans, waaraan een onderzoek werd verbonden. Het bleek toen dat kinderen optel- en aftreksommen beter deden in het Nederlands, maar dat zij de redactiesommen veel beter in de eigen taal konden oplossen. “Als je de kinderen toetst in het Nederlands, dan denk je dat ze niet kunnen rekenen. Dit is verwarrend. Wat uit ons onderzoek bleek, is dat kinderen het wel kunnen als zij de taal van de oefening begrijpen.”, stelt Kambel.
Bij de tweetalige rekenmethode waren ook verschillende trainingen ontwikkeld voor leerkrachten over hoe om te gaan met culturele diversiteit, waaronder ook docenten van het Christelijk Pedagogisch Instituut (CPI). Uit deze training is een handleiding voortgevloeid voor opleiders die vier modules bevat over interculturele competenties: hoe om te gaan met meertaligheid en culturele diversiteit, gevolgen van vooroordelen van leerkrachten over leerlingen van een bepaalde etnische afkomst en de ontwikkeling van een taalbeleid op school en op regeringsniveau. De handleiding is vorige week overhandigd aan docenten van het CPI en is online beschikbaar voor alle docenten.
De samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, verloopt volgens Kambel moeizaam. “Sinds we zijn begonnen, hebben we ongeveer vier ministers gehad, dus de samenwerking gaat heel moeilijk en op dit moment hebben we nog geen contact gehad met de huidige minister”, zegt Kambel. Hoewel zij graag wil dat het programma doorgaat, is Kambel zich er ook van bewust dat elke minister een ander beleid voert. Het tweetalig rekenboek wordt niet meer in Suri
name gebruikt, omdat het ministerie een nieuwe methode uit Nederland heeft ingevoerd. Dit boek is thans in zestien talen vertaald en wordt gebruikt in zeven landen, waaronder zes Europese landen.

 

door Priscilla Kia

More
articles