Breeveld vraagt nota Kosovo kwestie

Tijdens de tweede ronde van de Algemene Politieke Beschouwingen gisteren in De Nationale Assemblee (DNA), heeft de voorzitter van DOE, Carl Breeveld, aangehaald dat er een duidelijk verschil moet zijn tussen erkenning van staten en erkenning van regeringen. Hij vindt het beschamend hoe dit gebagatelliseerd wordt en afgedaan wordt als een politiek besluit. De parlementariër is van mening dat ook de politiek dient te opereren in het kader van het (internationaal) recht. Daarbij haalde hij aan dat Suriname geen partij is bij het Montevideo verdrag inzake de rechten en plichten van staten, maar het reflecteert internationaal gebruik en zelfs gewoonterecht. De niet-verdragsstaten worden wel gebonden door het gewoonterecht. Breeveld wijst erop dat artikel 6 van dit verdrag inhoudt, dat de erkenning van een staat alleen betekent, dat de staat die erkent, aanvaardt de persoonlijkheid van de ander met alle rechten en plichten bepaald door het internationaal recht. Hij benadrukt dat erkenning onvoorwaardelijk is en onherroepelijk. Internationaal schijnen er volgens hem veel wenkbrauwen gefronst te zijn en er is zelfs gesproken van flip-flop buitenlands beleid van Suriname.

Daarom vindt hij dat de regering moet uitleggen als de Staat Kosovo werd erkend of de regering. Daarbij heeft de parlementariër ook gevraagd of de DNA mag beschikken over de nota waarin dit geregeld is.

Breeveld heeft zijn mening middels een citaat van professor Kooijmans, die internationaal erkend is als autoriteit op het vlak van het internationaal recht, gebaseerd. Volgens Breeveld stelt Kooijmans dat een erkenning van een staat terugwerkende kracht acht te hebben. Met andere woorden, wordt er volgens Breeveld bedoeld dat als de erkenning eenmaal plaats heeft gevonden, de erkende staat geacht wordt staat te zijn vanaf het moment van vorming. Hij voegt eraan toe, dat de erkenning van een staat niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Breeveld wijst erop dat het een eenmalige rechtshandeling is.

Nederland

Op basis van de intrekking van de toestemming van de nieuwe Nederlandse ambassadeur om in Suriname te kunnen werken, wil Breeveld graag dat de president aangeeft wanneer er sprake geweest zou zijn van recente inmenging van Nederland in Surinaamse aangelegenheden. Hij zegt dat het parlement tot nog toe niets concreets hierover heeft kunnen vernemen van de regering.

door Richelle Mac-Nack

 

 

More
articles